ECLI:NL:RVS:2023:2281

Raad van State

Datum uitspraak
13 juni 2023
Publicatiedatum
13 juni 2023
Zaaknummer
202301415/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van vreemdeling tegen niet in behandeling nemen asielaanvraag door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 5 januari 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam. Op 24 februari 2023 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.I.T. Sopacua, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

Tijdens de procedure heeft de staatssecretaris op 7 april 2023 laten weten dat hij zijn eerdere besluit heeft ingetrokken en dat de asielaanvraag van de vreemdeling in de nationale asielprocedure zal worden behandeld. Dit gebeurde omdat de overdrachtstermijn, zoals bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Dublinverordening, was verstreken. Hierdoor heeft de vreemdeling zijn doel bereikt met het hoger beroep, wat leidt tot de conclusie dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat de vreemdeling onvoldoende belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep, aangezien zijn asielaanvraag inmiddels in behandeling is genomen. Tevens is vastgesteld dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden, omdat hij, door tijdsverloop, de asielaanvraag alsnog in behandeling heeft genomen. De uitspraak is gedaan op 13 juni 2023 door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, griffier.

Uitspraak

202301415/1/V1.
Datum uitspraak: 13 juni 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 24 februari 2023 in zaak nr. NL23.532 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 5 januari 2023 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 24 februari 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.I.T. Sopacua, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een nader stuk ingediend.
Overwegingen
1.       Bij brief van 7 april 2023 heeft de staatssecretaris aan de Afdeling laten weten dat hij zijn besluit van 5 januari 2023 heeft ingetrokken en dat hij de asielaanvraag van de vreemdeling in de nationale asielprocedure zal behandelen, omdat de overdrachtstermijn bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Dublinverordening (PB 2013, L 180) is verstreken.
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De vreemdeling heeft namelijk onvoldoende belang bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep, omdat hij heeft bereikt wat hij met zijn hoger beroep beoogt doordat de staatssecretaris zijn asielaanvraag alsnog in behandeling heeft genomen.
3.       Uit de uitspraak van de Afdeling van 27 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:182, onder 2, volgt dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden wanneer hij, zoals in dit geval, als gevolg van tijdsverloop de asielaanvraag alsnog in behandeling neemt.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, griffier.
w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Verbeek
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 juni 2023
574-1034