ECLI:NL:RVS:2023:239

Raad van State

Datum uitspraak
23 januari 2023
Publicatiedatum
23 januari 2023
Zaaknummer
202300220/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • H.G. Sevenster
  • J. van de Kolk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een uitspraak inzake vreemdelingenrecht en bestuursrecht

Op 23 januari 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op het verzoek van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om herziening van een eerdere uitspraak. Dit verzoek was ingediend op 9 januari 2023, met betrekking tot de uitspraak van 6 januari 2023 in zaak nr. 202300074/3/V3. De staatssecretaris vroeg om herziening op basis van artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Afdeling heeft overwogen dat herziening van een onherroepelijke uitspraak alleen mogelijk is op grond van nieuwe feiten en omstandigheden. In eerdere jurisprudentie, zoals de uitspraak van 27 juli 2004 (ECLI:NL:RVS:2004:AT8975), is vastgesteld dat alleen uitspraken die vallen onder afdeling 8.2.6 van de Awb en artikel 8:86 van de Awb in aanmerking komen voor herziening. Aangezien de uitspraak waar de staatssecretaris om herziening vraagt, een voorlopige voorziening betreft die is getroffen op basis van artikel 8:81 van de Awb, is deze niet aan te merken als een onherroepelijke uitspraak. De Afdeling verklaart zich daarom onbevoegd om van het verzoek om herziening kennis te nemen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202300220/1/V3.
Datum uitspraak: 23 januari 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
verzoeker,
om herziening (artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) van de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling van 6 januari 2023, in zaak nr. 202300074/3/V3.
Procesverloop
Bij brief van 9 januari 2023 heeft verzoeker de Afdeling verzocht om herziening van de uitspraak van 6 januari 2023 in zaak nr. 202300074/3/V3.
Overwegingen
1.       De Afdeling kan onder omstandigheden een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van nieuwe feiten en omstandigheden (artikel 8:119, eerste lid, van de Awb).
1.1.    In haar uitspraak van 27 juli 2004, ECLI:NL:RVS:2004:AT8975, heeft de Afdeling overwogen dat alleen uitspraken als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Awb en in artikel 8:86 van de Awb onherroepelijke uitspraken zijn die voor herziening in aanmerking komen. De staatssecretaris vraagt om herziening van een uitspraak waarin op grond van artikel 8:81 van de Awb, met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, bij wijze van ordemaatregel een voorlopige voorziening is getroffen. Omdat dit geen uitspraak is als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Awb en in artikel 8:86 van de Awb, is de Afdeling kennelijk onbevoegd van het verzoek om herziening kennis te nemen. De Afdeling verwijst verder naar haar uitspraak van 7 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3188, waarin een vergelijkbare situatie aan de orde was. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart zich onbevoegd om van het verzoek kennis te nemen.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier.
w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van de Kolk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 januari 2023
347-962