ECLI:NL:RVS:2023:2462

Raad van State

Datum uitspraak
27 juni 2023
Publicatiedatum
27 juni 2023
Zaaknummer
202201291/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 27 juni 2023 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de afwijzing van aanvragen van twee vreemdelingen om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris had op 17 januari 2022 deze aanvragen afgewezen. De rechtbank Den Haag verklaarde op 22 februari 2022 de beroepen van de vreemdelingen gegrond, vernietigde de besluiten van de staatssecretaris en droeg hem op nieuwe besluiten te nemen met inachtneming van de uitspraak. De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

In de overwegingen van de Raad van State werd een belangrijke rechtsvraag behandeld, namelijk of bij de toetsing aan artikel 1(D) van het Vluchtelingenverdrag moet worden betrokken of een vreemdeling bij terugkeer toegang heeft tot de sector van het werkgebied van de UNRWA waaruit hij eerder is vertrokken. De Raad van State heeft deze vraag beantwoord in een andere uitspraak op dezelfde dag (ECLI:NL:RVS:2023:2446) en concludeerde dat de grief van de staatssecretaris slaagt. Het hoger beroep werd gegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank werd vernietigd voor zover deze bestreden was. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Nederhoff, griffier. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 27 juni 2023.

Uitspraak

202201291/1/V3.
Datum uitspraak: 27 juni 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 22 februari 2022 in zaken nrs. NL22.841 en NL22.843 in het geding tussen:
[vreemdeling 1] en[vreemdeling 2],
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluiten van 17 januari 2022 heeft de staatssecretaris aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 22 februari 2022 heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen gegrond verklaard, die besluiten vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris nieuwe besluiten op de aanvragen neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
De vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. T. Neijzen, advocaat te Leiden, hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       De door de staatssecretaris in zijn enige grief aan de orde gestelde rechtsvraag of bij de toetsing aan artikel 1(D) van het Vluchtelingenverdrag moet worden betrokken of een vreemdeling bij terugkeer de mogelijkheid heeft om toegang te krijgen tot de sector van het werkgebied van de UNRWA waaruit hij eerder is vertrokken, heeft de Afdeling beantwoord in de uitspraak van vandaag, ECLI:NL:RVS:2023:2446. Uit de overwegingen van die uitspraak volgt dat de grief slaagt.
2.       Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd, voor zover bestreden. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, van 22 februari 2022 in zaken nrs. NL22.841 en NL22.843, voor zover bestreden.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Nederhoff, griffier.
w.g. Verheij
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Nederhoff
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 juni 2023
918