ECLI:NL:RVS:2023:2540

Raad van State

Datum uitspraak
27 juni 2023
Publicatiedatum
30 juni 2023
Zaaknummer
202206295/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen wijzigingsplan voor glastuinbouw en huisvesting seizoenarbeiders in Etten-Leur

In deze zaak gaat het om een beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Etten-Leur, dat op 13 september 2022 het wijzigingsplan "Wijzigingsplan Buitengebied, Lochtsepad 13" heeft vastgesteld. De appellanten, wonend in Etten-Leur, hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit. De mondelinge uitspraak vond plaats op 27 juni 2023, waarbij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State het beroep ongegrond verklaarde. De Afdeling overwoog dat de appellanten ontvankelijk zijn in hun beroep, ondanks het feit dat zij geen zienswijze hadden ingediend. Dit is in lijn met eerdere jurisprudentie die stelt dat belanghebbenden toegang tot de rechter hebben, ook zonder ingediende zienswijze.

De Afdeling concludeerde dat het wijzigingsplan een vergroting van het bouwvlak mogelijk maakt voor de uitbreiding van kassen en de huisvesting van seizoenarbeiders. De noodzaak van deze uitbreiding werd onderbouwd door een positief advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen. De Afdeling oordeelde dat het college voldoende onderzoek had verricht om de aanvaardbaarheid van het wijzigingsplan te onderbouwen. De appellanten hadden zorgen over de impact van het wijzigingsplan, maar de Afdeling oordeelde dat deze zorgen niet voldoende waren om het beroep te doen slagen.

De uitspraak benadrukt dat het college nog moet beslissen op de aanvraag voor de omgevingsvergunning voor de huisvesting van seizoenarbeiders, waarbij rekening moet worden gehouden met de zorgen van de appellanten. De Afdeling verklaarde dat het beroep niet slaagde en dat het college geen proceskosten hoeft te vergoeden.

Uitspraak

202206295/1/R2.
Datum uitspraak: 27 juni 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[appellant] en anderen, wonend te Etten-Leur, gemeente Etten-Leur,
appellant,
en
het college van burgemeester en wethouders van Etten-Leur,
verweerder.
Openbare zitting gehouden op 27 juni 2023 om 11:30 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. E.A. Minderhoud, lid van de enkelvoudige kamer
griffier: mr. M. Scheele
jurist: mr. E.J. Oude Nijhuis
Verschenen:
[appellant] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigde A] en [gemachtigde B];
het college, vertegenwoordigd door R. de Wit;
Kwekerij J&A B.V., initiatiefnemer, vertegenwoordigd door [gemachtigde C] en [gemachtigde D].
Het beroep richt zich tegen het besluit van het college van 13 september 2022, waarbij het wijzigingsplan "Wijzigingsplan Buitengebied, Lochtsepad 13" is vastgesteld. De relevante planregels zijn opgenomen in de bijlage van dit proces verbaal.
De Afdeling verklaart het beroep ongegrond.
Redenen voor dit oordeel:
De Afdeling overweegt dat [appellant] en anderen ontvankelijk zijn in hun beroep ondanks dat zij geen zienswijze hebben ingediend. Zoals volgt uit de uitspraak van de Afdeling (van 14 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:786) naar aanleiding van het Varkens in Nood-arrest (arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 14 januari 2021, ECLI:EU:C:2021:7) heeft een belanghebbende bij een omgevingsrechtelijk besluit toegang tot de rechter ook als die geen zienswijze heeft ingediend. Anders dan de kwekerij heeft betoogd is de aanwezigheid van een Natura 2000-gebied of MER-plicht niet doorslaggevend. Gelet op de afstand tussen de percelen van [appellant] en anderen en het plangebied zijn zij belanghebbende bij het wijzigingsplan.
De Afdeling overweegt verder dat het voorliggende wijzigingsplan een vergroting van het bouwvlak realiseert met het doel om de kassen uit te breiden en om een omgevingsvergunning met toepassing van een afwijkingsbevoegdheid in het plan voor plaatsing van woonunits voor seizoenarbeiders mogelijk te maken. Bij een wijzigingsplan is het uitgangspunt dat het verrichten van de onderzoeken om de ruimtelijke aanvaardbaarheid van een bijbehorende afwijkingsbevoegdheid vast te stellen, niet mag worden doorgeschoven naar de fase van de verlening van de bewuste omgevingsvergunning.
De Afdeling is van oordeel dat het college het nodige onderzoek heeft verricht om de aanvaardbaarheid van het wijzigingsplan te onderbouwen. Zoals in artikel 3.6.5. van de planregels van het bestemmingsplan "Buitengebied, geconsolideerd" (hierna: het moederplan) staat, dient de vergroting noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of ontwikkeling van het agrarisch bedrijf. In de toelichting is op de noodzaak van de kassen ingegaan en is deze onderbouwd. In hoofdstuk 3 van de toelichting is verwezen naar een advies van Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen (AAB) van 29 oktober 2019 over de vergroting van het bouwvlak en de huisvesting van seizoenarbeiders. Dat advies is positief. Het college en de initiatiefnemer hebben op de zitting nader toegelicht dat sprake is geweest van een eerder bouwplan dat voorzag in de huisvesting van 24 seizoenarbeiders in woonunits en 6 seizoenarbeiders in een bedrijfspand in het plangebied, welk bouwplan op 6 maart 2018 van een eerder positief advies van de AAB is voorzien, ook ten aanzien van de noodzaak van het huisvesten van seizoenarbeiders. Aan die noodzaak doet niet af de omstandigheid dat het eerdere bouwplan bij het college op andere bezwaren stuitte. Gelet hierop acht de Afdeling de noodzaak als bedoeld in artikel 3.6.5. aanhef en onder d, van het moederplan voldoende aannemelijk gemaakt.
Dat neemt niet weg dat het college nog zal dienen te beslissen op de inmiddels ingediende aanvraag van de omgevingsvergunning die betrekking heeft op het huisvesten van de seizoenarbeiders en die aanvraag zal moeten toetsen aan de voorwaarden als bedoeld in artikel 3.3.10 van de planregels van het moederplan, waarbij ook rekening zal moeten worden gehouden met de zorgen van de appellanten.
Het beroep slaagt niet.
Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
w.g. Minderhoud
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Scheele
griffier
723-1045
Bijlage
Artikel 3.6.5. van het bestemmingsplan "Buitengebied, geconsolideerd" luidt:
"Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak van een glastuinbouwbedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. Vergroting van het bouwvlak ten behoeve van kassen is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)'.
b. Vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 3,5 ha, waarvan maximaal 3 ha kassen.
c. In uitzondering op het bepaalde onder b geldt dat ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied glastuinbouw doorgroeigebied’, ‘zoekgebied glastuinbouw vestigingsgebied 1’ en ‘zoekgebied glastuinbouw vestigingsgebied 2’ vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 9 ha, waarvan maximaal 8 ha kassen.
d. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het agrarisch bedrijf. Om te bepalen of hieraan wordt voldaan, kan het bevoegd gezag een advies van een ter zake deskundige verlangen. Vergroting kan tevens worden toegestaan voor nevenfuncties en vormen van verbrede landbouw waarvoor in de tabel in bijlage 1 is aangegeven dat vormverandering en vergroting van het bouwvlak is toegestaan.
e. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.
f. De wijziging dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.
g. Vergroting van het bouwvlak is niet toegestaan indien dit leidt tot een toename van de stikstofemissie vanuit de betreffende inrichting, tenzij sprake is van:
1.       een bestaand gebruik zoals bedoeld in de Natuurbeschermingswet;
2.       bestaande activiteiten die stikstofemissie veroorzaken en vergund zijn;
3.       bestaande activiteiten waarvoor een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet is verleend;
4.       een vereveningseffect, zoals bedoeld in artikel 1.
h. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door burgemeester en wethouders goedgekeurd beplantingsplan tot realisatie, beheer en instandhouding van de landschappelijke inpassing. Deze inspanning telt mee voor de invulling van het bepaalde onder i. Indien door de vergroting een bouwvlak ontstaat met een oppervlakte van meer dan 5 ha, dient bovendien anderszins te worden voldaan aan het gestelde onder i.
i. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied van dit bestemmingsplan. Indien een fysieke verbetering ter plaatse niet mogelijk of niet wenselijk is, kan kwaliteitsverbetering plaatsvinden door een passende financiële bijdrage in het gemeentelijk landschapsfonds.
j. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied behoud en herstel watersystemen’, worden niet belemmerd of aangetast."
Artikel 3.3.10 van het bestemmingsplan "Buitengebied, geconsolideerd" luidt:
"Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2 aanhef voor het binnen het bouwvlak bouwen van woonunits of stacaravans ten behoeve van de huisvesting van seizoenarbeiders waarbij slaapgelegenheid, een gemeenschappelijke verblijfsruimte (kantine), sanitair (douches en toiletten) en kook- en wasgelegenheid gerealiseerd kunnen worden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a.       Een dergelijke huisvesting is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijk grote arbeidsbehoefte binnen het betreffende agrarische bedrijf. Om te bepalen of hieraan wordt voldaan, kan het bevoegd gezag een advies van een ter zake deskundige verlangen.
b.       De bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische en andere bedrijven mogen niet worden beperkt.
c.       De huisvesting heeft geen onevenredige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van nabijgelegen woningen.
d.       De huisvesting betreft uitsluitend werknemers die alleen werkzaamheden verrichten voor het bedrijf waar ze zijn gehuisvest. Indien een bedrijf over meerdere bedrijfslocaties beschikt, mogen werknemers ook op deze andere bedrijfslocaties werkzaam zijn, mits die locaties zich binnen de gemeente Etten-Leur bevinden.
e.       De huisvesting per seizoenarbeider bedraagt niet meer dan 10 aaneengesloten maanden per periode van 12 maanden.
f.        De totale gebruiksoppervlakte per seizoenarbeider mag niet meer bedragen dan 15 m².
g.       Er mag geen sprake zijn van zelfstandige bewoning dan wel zelfstandige wooneenheden.
h.       De bouwhoogte van een woonunit of stacaravan bedraagt niet meer dan 3,5 m.
i.        De woonunits en stacaravans worden geplaatst binnen het bouwvlak doch niet in een bedrijfsgebouw.
j.        Voor wat betreft de woonunits en stacaravans dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd beplantingsplan tot realisatie, beheer en instandhouding van de landschappelijke inpassing.
k.       De huisvesting voldoet aan de normenset van de Stichting Normering Flexwonen of aan de normenset van het Agrarisch Keurmerk Flexwonen, zoals die normensets luiden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag, of heeft ten minste een daarmee vergelijkbare kwaliteit.
l.        De woonunits/stacaravans zijn toegestaan zolang er binnen het agrarisch bedrijf sprake is van een tijdelijke grote arbeidsbehoefte en hoeven niet te worden verwijderd tussen twee periodes van grote arbeidsbehoefte. Zodra de tijdelijke grote arbeidsbehoefte op het agrarisch bedrijf definitief niet meer aanwezig is, dienen de woonunits/stacaravans te worden verwijderd."