ECLI:NL:RVS:2023:2547
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen intrekking verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 4 mei 2022. De vreemdeling had eerder een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd gekregen, maar deze werd op 22 juli 2019 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ingetrokken. De vreemdeling maakte bezwaar tegen deze intrekking, maar dit bezwaar werd op 20 mei 2020 ongegrond verklaard. Hierop volgde een beroep bij de rechtbank, die op 4 mei 2022 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. D. Schaap, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 3 juli 2023 uitspraak gedaan. De Afdeling oordeelde dat het hoger beroep niet gericht was tegen de uitspraak van de rechtbank, omdat de vreemdeling niet had uitgelegd waarom deze uitspraak volgens hem onjuist was. Hierdoor kon de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep, wat leidde tot de conclusie dat het hoger beroep niet-ontvankelijk was. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.