ECLI:NL:RVS:2023:2622

Raad van State

Datum uitspraak
7 juli 2023
Publicatiedatum
7 juli 2023
Zaaknummer
202302456/1/V1 en 202302456/2/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep vreemdeling inzake asielaanvraag en voorlopige voorziening

Op 7 juli 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 6 maart 2023 de aanvraag van de vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, omdat Italië volgens de Dublinverordening verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. De rechtbank Den Haag had het beroep van de vreemdeling tegen dit besluit op 11 april 2023 ongegrond verklaard.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de staatssecretaris niet voldoende had aangetoond dat Italië zijn internationale verplichtingen zou nakomen, ondanks de berichtgeving dat er voor Dublinclaimanten in Italië geen opvangfaciliteiten beschikbaar zijn. Dit leidde tot de conclusie dat er een reëel risico bestond dat de vreemdeling in Italië in een situatie van materiële deprivatie zou terechtkomen. Daarom werd het besluit van de staatssecretaris onrechtmatig geacht en werd het hoger beroep gegrond verklaard.

De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep van de vreemdeling werd gegrond verklaard. Het besluit van de staatssecretaris werd vernietigd, en de staatssecretaris werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 2.511,00 werden vastgesteld. De voorzieningenrechter besloot het verzoek om voorlopige voorziening af te wijzen, aangezien het beroep gegrond was verklaard.

Uitspraak

202302456/1/V1 en 202302456/2/V1.
Datum uitspraak: 7 juli 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 11 april 2023 in zaak nr. NL23.6889 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 6 maart 2023 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 11 april 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. F. Lavell, advocaat te Almere, hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       De staatssecretaris heeft de asielaanvraag van de vreemdeling niet in behandeling genomen, omdat Italië ingevolge de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
2.       In de uitspraken van 26 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1654, onder 4.3.2 en 4.3.3, en ECLI:NL:RVS:2023:1655, onder 3.3.2 en 3.3.3, heeft de Afdeling uit de berichtgeving van de Italiaanse autoriteiten afgeleid dat er voor Dublinclaimanten in Italië geen opvangfaciliteiten beschikbaar zijn. Hoewel uit de berichtgeving volgens de Afdeling niet zonder meer volgt dat de Italiaanse autoriteiten onverschillig staan tegenover de situatie van vreemdelingen, bestaat er daarmee een reëel risico dat vreemdelingen buiten hun eigen wil en keuzes om bij overdracht aan Italië terechtkomen in een toestand van zeer verregaande materiële deprivatie, als bedoeld in punt 92 van het arrest van het Hof van Justitie van 19 maart 2019, Jawo, ECLI:EU:C:2019:218, waardoor zij niet kunnen voorzien in de belangrijkste basisbehoeften, zoals onderdak, eten en stromend water. De staatssecretaris is er vooralsnog niet in geslaagd om in weerwil van de berichtgeving deugdelijk te motiveren dat hij nog altijd van het vermoeden mag uitgaan dat Italië zal voldoen aan zijn internationale verplichtingen. De voorzieningenrechter concludeert daarom dat de staatssecretaris voor Italië onder deze omstandigheden niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan en dat het overdrachtsbesluit dat de staatssecretaris voor de vreemdeling heeft genomen, onrechtmatig is. Alleen al daarom is het hoger beroep gegrond.
3.       De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. Het door de vreemdeling tegen het besluit van 6 maart 2023 ingestelde beroep is gegrond. Dat besluit wordt vernietigd. Daarom bestaat geen aanleiding om het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 11 april 2023 in zaak nr. NL23.6889;
III.      verklaart het beroep gegrond;
IV.      vernietigt het besluit van 6 maart 2023, V-[…];
V.       wijst het verzoek af;
VI.      veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.511,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. E. de Groot, griffier.
w.g. Sevenster
voorzieningenrechter
w.g. De Groot
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 juli 2023
210