ECLI:NL:RVS:2023:2644

Raad van State

Datum uitspraak
11 juli 2023
Publicatiedatum
11 juli 2023
Zaaknummer
202207248/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake niet in behandeling nemen van asielaanvraag door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 4 november 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, die op 16 december 2022 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S.A.S. Jansen, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

Tijdens de procedure heeft de staatssecretaris op 6 april 2023 laten weten dat hij het besluit van 4 november 2022 heeft ingetrokken en dat de asielaanvraag van de vreemdeling in de nationale asielprocedure zal worden behandeld. Dit gebeurde omdat de overdrachtstermijn volgens de Dublinverordening was verstreken. De vreemdeling heeft niet gereageerd op deze brief, wat de Afdeling deed concluderen dat hij het hoger beroep handhaaft.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep echter niet-ontvankelijk verklaard. De vreemdeling had onvoldoende belang bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep, aangezien hij zijn doel had bereikt doordat de staatssecretaris zijn asielaanvraag alsnog in behandeling heeft genomen. De uitspraak verwijst ook naar een eerdere uitspraak van de Afdeling waarin werd gesteld dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden wanneer hij, als gevolg van tijdsverloop, de asielaanvraag alsnog in behandeling neemt.

De beslissing werd uitgesproken in het openbaar op 11 juli 2023 door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, griffier.

Uitspraak

202207248/1/V1.
Datum uitspraak: 11 juli 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 16 december 2022 in zaak nr. NL22.22600 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 4 november 2022 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 16 december 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S.A.S. Jansen, advocaat te Apeldoorn, hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een nader stuk ingediend.
Overwegingen
1.       Bij brief van 6 april 2023 heeft de staatssecretaris de Afdeling laten weten dat hij het besluit van 4 november 2022 heeft ingetrokken en dat hij de asielaanvraag van de vreemdeling in de nationale asielprocedure zal behandelen, omdat de overdrachtstermijn bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Dublinverordening (PB 2013, L 180) is verstreken. Op deze brief heeft de vreemdeling niet gereageerd. De Afdeling leidt daaruit af dat de vreemdeling het hoger beroep handhaaft.
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De vreemdeling heeft onvoldoende belang bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep, omdat hij heeft bereikt wat hij met zijn hoger beroep beoogt doordat de staatssecretaris zijn asielaanvraag alsnog in behandeling heeft genomen.
3.       Uit de uitspraak van de Afdeling van 27 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:182, onder 2, volgt dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden wanneer hij, zoals in dit geval, als gevolg van tijdsverloop de asielaanvraag alsnog in behandeling neemt.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, griffier.
w.g. Verheij
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Verbeek
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 juli 2023
574-977