ECLI:NL:RVS:2023:2644
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake niet in behandeling nemen van asielaanvraag door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 4 november 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, die op 16 december 2022 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S.A.S. Jansen, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
Tijdens de procedure heeft de staatssecretaris op 6 april 2023 laten weten dat hij het besluit van 4 november 2022 heeft ingetrokken en dat de asielaanvraag van de vreemdeling in de nationale asielprocedure zal worden behandeld. Dit gebeurde omdat de overdrachtstermijn volgens de Dublinverordening was verstreken. De vreemdeling heeft niet gereageerd op deze brief, wat de Afdeling deed concluderen dat hij het hoger beroep handhaaft.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep echter niet-ontvankelijk verklaard. De vreemdeling had onvoldoende belang bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep, aangezien hij zijn doel had bereikt doordat de staatssecretaris zijn asielaanvraag alsnog in behandeling heeft genomen. De uitspraak verwijst ook naar een eerdere uitspraak van de Afdeling waarin werd gesteld dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden wanneer hij, als gevolg van tijdsverloop, de asielaanvraag alsnog in behandeling neemt.
De beslissing werd uitgesproken in het openbaar op 11 juli 2023 door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, griffier.