ECLI:NL:RVS:2023:2665

Raad van State

Datum uitspraak
12 juli 2023
Publicatiedatum
12 juli 2023
Zaaknummer
202303531/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • E. Steendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de Raad van State in hoger beroep inzake visum voor kort verblijf

Op 12 juli 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft een aanvraag voor een visum voor kort verblijf, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 26 juli 2022 was afgewezen. De vreemdeling had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd op 3 december 2022 door de staatssecretaris niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank Den Haag verklaarde op 9 mei 2023 het beroep van de vreemdeling ongegrond.

In hoger beroep voerde de vreemdeling aan dat er onterecht was gesteld dat er geen hoger beroep mogelijk was tegen de uitspraak van de rechtbank. De Raad van State oordeelde echter dat de uitspraak van de rechtbank correct was, aangezien er volgens artikel 84 van de Vreemdelingenwet 2000 geen hoger beroep mogelijk is tegen een uitspraak over een visum voor een verblijf van 90 dagen of minder. De Raad van State concludeerde dat de vreemdeling geen redenen had aangevoerd die het hoger beroep in behandeling konden nemen, en dat er geen sprake was van een onterecht proces.

Daarom verklaarde de Afdeling bestuursrechtspraak zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid werd niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 12 juli 2023.

Uitspraak

202303531/1/V3.
Datum uitspraak: 12 juli 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 9 mei 2023 in zaak nr. 22/7654 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 26 juli 2022 heeft de staatssecretaris een aanvraag om de vreemdeling een visum voor kort verblijf te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 3 december 2022 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 9 mei 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door P.A.O. Lashley, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       De uitspraak van de rechtbank gaat over een visum voor een verblijf van 90 dagen of minder. Hiertegen kan geen hoger beroep worden ingesteld (artikel 84, aanhef en onder b, van de Vw 2000). Dat onder de uitspraak ten onrechte staat dat wel hoger beroep kan worden ingesteld, verandert dat niet.
2.       Wat de vreemdeling in hoger beroep aanvoert, is geen reden om het hoger beroep toch in behandeling te nemen. Het verbod op hoger beroep kan alleen worden doorbroken als er geen eerlijk proces is geweest. Dit doet zich hier niet voor.
3.       De Afdeling is onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Schippers, griffier.
w.g. Steendijk
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Schippers
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 juli 2023
873