ECLI:NL:RVS:2023:2668

Raad van State

Datum uitspraak
12 juli 2023
Publicatiedatum
12 juli 2023
Zaaknummer
202204546/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag verblijfsvergunning asiel

In deze zaak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, had op 4 juli 2022 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid opgedragen om binnen zestien weken een nieuw besluit te nemen. De vreemdeling was vertegenwoordigd door mr. A. Habib-Portier, advocaat te Oss.

In het hoger beroep klaagde de vreemdeling dat de rechtbank ten onrechte geen rechterlijke dwangsom had verbonden aan de uitspraak. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de rechtbank dit wel had moeten doen, zoals voorgeschreven in artikel 8:55d, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Afdeling oordeelde dat de grief van de vreemdeling slaagde en dat het hoger beroep gegrond was.

De Raad van State vernietigde de uitspraak van de rechtbank voor zover deze had nagelaten een dwangsom te verbinden aan de uitspraak. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid werd veroordeeld tot het verbeuren van een dwangsom van € 100,00 per dag voor elke dag dat hij in gebreke blijft de uitspraak na te leven, met een maximum van € 7.500,00. Daarnaast werd de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 418,50 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

De uitspraak werd gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, griffier, en werd openbaar uitgesproken op 12 juli 2023.

Uitspraak

202204546/1/V1.
Datum uitspraak: 12 juli 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 4 juli 2022 in zaak nr. NL22.8923 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
De vreemdeling heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een aanvraag om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen.
Bij uitspraak van 4 juli 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen om binnen zestien weken een nieuw besluit te nemen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A. Habib-Portier, advocaat te Oss, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       De vreemdeling klaagt in zijn enige grief terecht dat de rechtbank in haar uitspraak ten onrechte geen rechterlijke dwangsom heeft verbonden aan iedere dag dat de staatssecretaris in gebreke blijft die uitspraak na te leven. Gelet op artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb moet de rechtbank dit namelijk wel doen als zij het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit gegrond verklaart en er nog geen besluit is bekendgemaakt. De Afdeling wijst in dit kader op haar uitspraak van 30 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3353, onder 5.5.
De grief slaagt.
2.       Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd, voor zover zij heeft nagelaten een dwangsom te verbinden aan haar uitspraak voor iedere dag dat de staatssecretaris in gebreke blijft die uitspraak na te leven. De staatssecretaris moet de door de vreemdeling in hoger beroep gemaakte proceskosten vergoeden. Omdat het hoger beroep uitsluitend ging over het niet tijdig nemen van een besluit, merkt de Afdeling de zaak aan als "licht" en past zij wegingsfactor 0,5 toe.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 4 juli 2022 in zaak nr. NL22.8923, voor zover de rechtbank heeft nagelaten een dwangsom te verbinden aan haar uitspraak voor iedere dag dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in gebreke blijft de uitspraak na te leven;
III.      bepaalt dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan de vreemdeling een dwangsom verbeurt van € 100,00 voor elke dag waarmee hij de in de uitspraak van de rechtbank genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,00;
IV.      veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 418,50, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, griffier.
w.g. Verheij
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Verbeek
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 juli 2023
999