ECLI:NL:RVS:2023:2715

Raad van State

Datum uitspraak
13 juli 2023
Publicatiedatum
13 juli 2023
Zaaknummer
202206182/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard na intrekking besluit staatssecretaris

Op 13 juli 2023 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 19 september 2022 de aanvraag van de vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De rechtbank Den Haag had op 21 oktober 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.I.T. Sopacua, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

Tijdens de procedure heeft de staatssecretaris op 17 november 2022 laten weten dat hij het eerdere besluit heeft ingetrokken en de asielaanvraag van de vreemdeling alsnog in behandeling zal nemen. De Afdeling van de Raad van State concludeert dat de vreemdeling geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep, aangezien hij zijn doel heeft bereikt met de intrekking van het besluit. Hierdoor is het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard.

De Raad van State heeft in zijn overwegingen ook verwezen naar een eerdere uitspraak waarin werd gesteld dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden wanneer hij, als gevolg van tijdsverloop, de asielaanvraag alsnog in behandeling neemt. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 13 juli 2023.

Uitspraak

202206182/1/V1.
Datum uitspraak: 13 juli 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 21 oktober 2022 in zaak nr. NL22.18712 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 19 september 2022 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 21 oktober 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.I.T. Sopacua, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een nader stuk ingediend.
Overwegingen
1.       Bij brief van 17 november 2022 heeft de staatssecretaris de Afdeling laten weten dat hij het besluit van 19 september 2022 heeft ingetrokken en dat hij de asielaanvraag van de vreemdeling in de nationale asielprocedure zal behandelen, omdat de overdrachtstermijn bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Dublinverordening (PB 2013, L 180) is verstreken. Op deze brief heeft de vreemdeling niet gereageerd. De Afdeling leidt daaruit af dat de vreemdeling het hoger beroep handhaaft.
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De vreemdeling heeft onvoldoende belang bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep, omdat hij heeft bereikt wat hij met zijn hoger beroep beoogt doordat de staatssecretaris zijn asielaanvraag alsnog in behandeling heeft genomen.
3.       Uit de uitspraak van de Afdeling van 27 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:182, onder 2, volgt dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden wanneer hij, zoals in dit geval, als gevolg van tijdsverloop de asielaanvraag alsnog in behandeling neemt.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, griffier.
w.g. Verheij
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Verbeek
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 juli 2023
574-1078