ECLI:NL:RVS:2023:2821
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft de vreemdeling, die een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend, een verzoek gedaan om een voorlopige voorziening. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 29 augustus 2022 besloten om de aanvraag van de vreemdeling niet in behandeling te nemen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, verklaarde op 27 september 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden overgedragen voordat er op het hoger beroep was beslist.
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 24 juli 2023 uitspraak gedaan. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat, gezien de omstandigheden van de zaak, het verzoek om een voorlopige voorziening moet worden toegewezen. Dit betekent dat de vreemdeling niet mag worden overgedragen totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Daarnaast is de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de vreemdeling, die in dit geval € 837,00 bedragen, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
De uitspraak benadrukt het belang van het recht op een eerlijk proces en de bescherming van de rechten van vreemdelingen in asielprocedures. De voorzieningenrechter heeft de beslissing genomen in het kader van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, dat voorziet in de mogelijkheid om voorlopige voorzieningen te treffen in bestuursrechtelijke zaken.