ECLI:NL:RVS:2023:2935

Raad van State

Datum uitspraak
2 augustus 2023
Publicatiedatum
2 augustus 2023
Zaaknummer
202304516/2/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak

Op 2 augustus 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. Dit verzoek was ingediend door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die in hoger beroep was gegaan tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 19 juni 2023. De rechtbank had eerder een besluit van de staatssecretaris, waarin een aanvraag van een vreemdeling om afgifte van een document voor rechtmatig verblijf was afgewezen, vernietigd. De staatssecretaris had de vreemdeling op 18 mei 2022 een aanvraag om een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 afgewezen. Na een ongegrond verklaard bezwaar op 7 december 2022, heeft de vreemdeling beroep ingesteld bij de rechtbank, die het beroep gegrond verklaarde en de staatssecretaris opdroeg binnen acht weken een nieuw besluit te nemen.

In de uitspraak van 2 augustus 2023 oordeelde de voorzieningenrechter dat het hoger beroep en het verzoek om voorlopige voorziening ontvankelijk waren. De staatssecretaris verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoefde uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep had beslist. De voorzieningenrechter weigerde echter het verzoek, omdat de uitvoering van de uitspraak van de rechtbank geen onomkeerbare gevolgen zou hebben en geen onevenredige inspanning van de staatssecretaris vereiste. De voorzieningenrechter wees het verzoek af en veroordeelde de staatssecretaris tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 837,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.

Uitspraak

202304516/2/V1.
Datum uitspraak: 2 augustus 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 19 juni 2023 in zaak nr. NL23.275 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 18 mei 2022 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om afgifte van een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vw 2000, waaruit rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt, afgewezen.
Bij besluit van 7 december 2022 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 juni 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris binnen acht weken een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep en het gelijktijdig ingediende verzoek van de staatssecretaris zijn ontvankelijk. Anders dan de vreemdeling aanvoert, heeft de staatssecretaris namelijk tijdig hoger beroep ingesteld. De Afdeling heeft het hogerberoepschrift op 17 juli 2023 van hem ontvangen.
2.       De staatssecretaris verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist.
3.       Gelet op de belangen die de staatssecretaris naar voren heeft gebracht, treft de voorzieningenrechter geen voorlopige voorziening. De uitspraak van de rechtbank strekt er niet toe dat de staatssecretaris een verblijfsrecht van de vreemdeling moet vaststellen. Uitvoering van de uitspraak heeft daarom geen gevolgen die moeilijk ongedaan kunnen worden gemaakt. De voorzieningenrechter vindt verder van belang dat uitvoering van de uitspraak van de staatssecretaris geen onevenredige inspanning vergt.
4.       Het verzoek wordt afgewezen. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        wijst het verzoek af;
II.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 837,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.S. van den Oosterkamp, griffier.
w.g. Wissels
voorzieningenrechter
w.g. Van den Oosterkamp
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 augustus 2023
958