ECLI:NL:RVS:2023:3
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 22 september 2022 de aanvraag ingewilligd, maar de vreemdeling was van mening dat de staatssecretaris niet tijdig had gehandeld. De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep van de vreemdeling gegrond en vernietigde het niet tijdig nemen van een besluit, waarbij de staatssecretaris werd opgedragen binnen acht weken een besluit te nemen en een dwangsom van € 100,00 per dag te betalen bij overschrijding van deze termijn, tot een maximum van € 7.500,00.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M. Krikke, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. De rechtsvraag die aan de orde is, is eerder door de Afdeling beantwoord, waardoor er geen aanleiding is om anders te oordelen.
De Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. Aangezien de staatssecretaris de aanvraag van de vreemdeling heeft ingewilligd, is er geen beroep van rechtswege ontstaan waarop de Afdeling nog moet beslissen. De uitspraak van de rechtbank blijft dus in stand.