ECLI:NL:RVS:2023:3082
Raad van State
- Hoger beroep
- E. Steendijk
- C.C.W. Lange
- B. Meijer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 23 augustus 2021 een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd gegrond verklaarde. De staatssecretaris had deze aanvraag eerder, op 15 april 2020, afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris een nieuw besluit moest nemen met inachtneming van haar uitspraak. De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze beslissing.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 10 augustus 2023 uitspraak gedaan. Het hoger beroep van de staatssecretaris is ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de eerdere uitspraak bevestigd, wat betekent dat de staatssecretaris de vreemdeling alsnog een verblijfsvergunning moet verlenen. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten die de vreemdeling heeft gemaakt in verband met het hoger beroep, tot een bedrag van € 837,00, dat geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
De Raad van State oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 91, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde was, was eerder door de Afdeling beantwoord, waardoor er geen aanleiding was om in dit geval anders te oordelen.