ECLI:NL:RVS:2023:3093
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar en kostenvergoeding
Op 4 april 2022 heeft de vreemdeling bezwaar gemaakt tegen de kennisgeving van 30 maart 2022, waarin haar voorgenomen feitelijke overdracht aan een persoon op 5 april 2022 werd aangekondigd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid verklaarde het bezwaar op 13 mei 2022 niet-ontvankelijk en wees het verzoek om vergoeding van de kosten van het bezwaar af. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, verklaarde op 18 april 2023 het beroep van de vreemdeling ongegrond. Hierop heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A. Habib-Portier, hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 11 augustus 2023 uitspraak gedaan. Het hoger beroep leidde niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de staatssecretaris het besluit van 30 maart 2022 niet had herroepen, omdat de vreemdeling had geweigerd mee te werken aan een noodzakelijke coronatest voor de overdracht. Dit leidde tot de conclusie dat de staatssecretaris niet gehouden was de kosten van het bezwaar te vergoeden.
De Raad van State oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.