ECLI:NL:RVS:2023:315
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 7 juni 2022. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid opgedragen om binnen een bepaalde termijn een besluit te nemen op de aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank had bovendien bepaald dat de staatssecretaris een dwangsom van € 100,00 per dag verbeurt voor elke dag dat hij deze termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,00.
In het hoger beroep heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S. Thelosen, aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft echter geoordeeld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. De rechtsvraag die aan de orde is, is eerder door de Afdeling beantwoord in een eerdere uitspraak.
De Raad van State heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De beslissing is genomen door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, griffier. De uitspraak is openbaar gedaan op 25 januari 2023.