ECLI:NL:RVS:2023:3176

Raad van State

Datum uitspraak
18 augustus 2023
Publicatiedatum
21 augustus 2023
Zaaknummer
202305303/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot verblijfsvergunning

Op 18 augustus 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een vreemdelingenzaak. De vreemdeling had op 6 maart 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Na een ongegrond verklaard bezwaar op 26 april 2023, heeft de rechtbank Den Haag op 18 augustus 2023 het beroep van de vreemdeling tegen deze afwijzing eveneens ongegrond verklaard. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De vreemdeling verzocht de voorzieningenrechter om te bepalen dat zij niet zou worden overgedragen aan Oostenrijk, waar de behandeling van haar verzoek om internationale bescherming zou plaatsvinden op basis van de Dublinverordening. De voorzieningenrechter overwoog dat de overdrachtstermijn op 21 augustus 2023 zou verstrijken en dat er geen risico op schending van artikel 3 van het EVRM voor de vreemdeling was. De voorzieningenrechter concludeerde dat de overdracht aan Oostenrijk geen onomkeerbare gevolgen met zich meebracht, aangezien de vreemdeling, indien nodig, vanuit Oostenrijk teruggeleid kon worden naar Nederland.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak werd gedaan in het openbaar op 18 augustus 2023.

Uitspraak

202305303/2/V2.
Datum uitspraak: 18 augustus 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoekster,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's­-Hertogenbosch, van 18 augustus 2023 in zaak nr. NL23.12944 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 6 maart 2023 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 26 april 2023 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 18 augustus 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De staatssecretaris heeft desgevraagd een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De staatssecretaris heeft een nader stuk ingediend.
Overwegingen
1.       De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat zij niet wordt overgedragen voordat op het hoger beroep is beslist en dat zij opvang en verstrekkingen krijgt.
2.       Gelet op de belangen die de staatssecretaris en de vreemdeling naar voren hebben gebracht, treft de voorzieningenrechter geen voorlopige voorziening. Daarbij acht de voorzieningenrechter van belang dat Oostenrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming op grond van de Dublinverordening, dat de overdrachtstermijn op 21 augustus 2023 verloopt en dat er geen sprake is van een risico op schending van artikel 3 van het EVRM voor de vreemdeling. Met de overdracht aan Oostenrijk op 21 augustus 2023 is bovendien ook geen sprake van onomkeerbare gevolgen. Mocht uiteindelijk blijken dat aan de vreemdeling ten onrechte geen verblijfsvergunning regulier met als doel ‘tijdelijke humanitaire gronden’ is verleend, dan kan zij vanuit Oostenrijk worden teruggeleid naar Nederland.
3.       Het verzoek wordt afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. C.C.W. Lange, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. N. Tibold, griffier.
w.g. Lange
voorzieningenrechter
w.g. Tibold
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 augustus 2023
853-979