ECLI:NL:RVS:2023:3201
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 25 november 2022. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid opgedragen om binnen twee weken na verzending van die uitspraak een besluit te nemen op de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De vreemdeling was van mening dat de rechtbank ten onrechte geen rechterlijke dwangsom had verbonden aan de uitspraak, wat volgens artikel 8:55d, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wel had gemoeten.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep gegrond verklaard. De rechtbank werd vernietigd voor zover deze had nagelaten een dwangsom te verbinden aan haar uitspraak. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid werd verplicht om een dwangsom van € 100,00 per dag te verbeuren voor elke dag dat hij in gebreke blijft de uitspraak na te leven, met een maximum van € 7.500,00. Daarnaast werd de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 418,50 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
De uitspraak is gedaan op 23 augustus 2023 door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, griffier. De zaak betreft bestuursrecht en vreemdelingenrecht, en is van belang voor de rechtsbescherming van vreemdelingen die een aanvraag voor een verblijfsvergunning indienen.