ECLI:NL:RVS:2023:333
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 4 juli 2022. De vreemdeling had beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 13 mei 2022 de aanvraag ingewilligd, maar zonder vaststelling van een bestuurlijke dwangsom. De rechtbank verklaarde het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk en het beroep tegen het besluit van 13 mei 2022 ongegrond.
In hoger beroep heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S. Thelosen, de zaak opnieuw aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State voorgelegd. De Afdeling oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. De rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde is, is eerder door de Afdeling beantwoord, waardoor er geen aanleiding is om hier anders over te oordelen.
De Afdeling bestuursrechtspraak bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 26 januari 2023, en de beslissing is op 27 januari 2023 in het digitaal dossier aan partijen ter beschikking gesteld.