202106841/1/A3.
Datum uitspraak: 6 september 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 5 oktober 2021 in zaak nr. UTR 21/2750 in het geding tussen:
[appellante]
en
Stichting Samen Veilig Midden-Nederland (hierna: SAVE).
Procesverloop
Bij brief van 8 maart 2021 heeft SAVE [appellante] medegedeeld dat haar moeder niet als gemachtigde wordt geaccepteerd.
[appellante] heeft hiertegen een bezwaarschrift ingediend.
Bij brief van 12 mei 2021 heeft SAVE [appellante] te kennen gegeven dat geen bezwaar openstaat.
Bij mondelinge uitspraak van 5 oktober 2021 heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard van het door [appellante] daartegen ingestelde beroep kennis te nemen. Het proces-verbaal van deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
SAVE heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
SAVE en [appellante] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 maart 2023, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. W.E. van Bentem, rechtsbijstandverlener te Garrelsweer, is verschenen.
Overwegingen
Wettelijk kader
1. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van de uitspraak.
Inleiding
2. De rechtbank Noord-Nederland heeft op 15 juli 2019 de dochter van [appellante] onder toezicht gesteld. SAVE voert als gecertificeerde instelling de ondertoezichtstelling uit. Op 7 februari 2021 heeft [appellante] aan SAVE per e-mail meegedeeld dat zij haar moeder machtigt om namens haar alle communicatie over te nemen in het contact met SAVE. SAVE heeft de moeder als gemachtigde geweigerd, omdat de moeder volgens SAVE een negatief effect heeft op de hulpverlening. In een reactie op het door [appellante] hiertegen ingediende bezwaarschrift heeft SAVE te kennen gegeven dat het verzoek van [appellante] niet valt onder een van de vijf taken waarvoor SAVE bekleed is met openbaar gezag. Er staat daarom geen bezwaar open. De rechtbank heeft geoordeeld dat de brief van 8 maart 2021 betrekking heeft op de uitvoering van de ondertoezichtstelling en de beslissing daarmee is genomen op grond van een voorschrift dat is opgenomen in Boek 1, Titel 14, afdeling 4, van het Burgerlijke Wetboek. De bestuursrechter is ingevolge artikel 8:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en artikel 1 van bijlage 2 van die wet, niet bevoegd over een dergelijk besluit te oordelen, aldus de rechtbank.
Hoger beroep
3. [appellante] betoogt dat het besluit van 8 maart 2021 een besluit is in de zin van de Awb. Een gecertificeerde instelling zoals SAVE is namelijk een bestuursorgaan en weigering van een gemachtigde vindt daarom plaats op grond van artikel 2:2 Awb. Artikel 1:262b van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) is hier niet van toepassing, omdat de rechtsgang bij de bestuursrechter openstaat, aldus [appellante].
Beoordeling
4. In geschil is of de rechtbank zich terecht onbevoegd heeft verklaard om kennis te nemen van het beroep. Beroep bij de bestuursrechter kan alleen worden ingesteld tegen een besluit, zo volgt uit artikel 8:1 van de Awb. Een besluit is een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling (artikel 1:3, eerste lid, van de Awb). Tegen een besluit op bezwaar dat is genomen door een bestuursorgaan kan beroep worden ingesteld, ook als tegen het besluit waartegen bezwaar is gemaakt ingevolge artikel 8:5 van de Awb geen beroep openstaat. Een beslissing van een niet-bestuursorgaan, al dan niet in reactie op bezwaren, is geen besluit in de zin van de Awb.
4.1. SAVE is geen orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, onder a van de Awb (‘a-orgaan’). Zij kan echter wel een persoon of college zijn als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, onder b van de Awb (‘b-orgaan’), voor zover zij met enig openbaar gezag is bekleed. Zoals de Afdeling heeft geoordeeld in de uitspraken van 17 september 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3379 en ECLI:NL:RVS:2014:3394, is daarvoor bepalend of aan het betrokken orgaan van een privaatrechtelijke rechtspersoon een publiekrechtelijke bevoegdheid tot het eenzijdig bepalen van de rechtspositie van andere rechtssubjecten is toegekend. Openbaar gezag kan in beginsel slechts bij wettelijk voorschrift worden toegekend. Als een daartoe strekkend wettelijk voorschrift ontbreekt, is een orgaan van een privaatrechtelijke rechtspersoon in beginsel geen bestuursorgaan. 4.2. Uit het Autorisatiebesluit van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 9 juli 2015 volgt dat gecertificeerde instellingen als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet voor vijf taken als bestuursorgaan worden aangemerkt. Deze taken zijn:
"1. het geven van een schriftelijke aanwijzing als bedoeld in artikel 1:263 BW;
2. het schriftelijk beslissen op intrekking van de aanwijzing als bedoeld in artikel 1:265 BW;
3. het besluit tot beëindiging van de uithuisplaatsing als bedoeld in artikel 1:265d BW;
4. de beslissing tot beperking in contact ouder-kind als bedoeld in artikel 1:265f BW;
5. de beslissingen als bedoeld in paragraaf 7.3 Jeugdwet (inzage in en het bewaren en vernietigen van bescheiden)."
4.3. Een gecertificeerde instelling handelt in de uitoefening van haar taken als bestuursorgaan voor zover zij met openbaar gezag is bekleed, zo volgt uit de totstandkomingsgeschiedenis van de Jeugdwet (TK 2012-2013, 33 684, nr. 3, p. 115). In de totstandkomingsgeschiedenis zijn ook taken genoemd, zoals de uitoefening van de voogdij, waarbij een gecertificeerde instelling niet als bestuursorgaan optreedt. Anders dan [appellante] ter zitting heeft betoogd, heeft de wetgever de bestuursrechter dus niet bevoegd geacht te oordelen over alle geschillen met betrekking tot door de gecertificeerde instelling uitgevoerde taken. De Afdeling volgt evenmin het standpunt dat het Autorisatiebesluit niet kan bepalen voor welke taken SAVE als bestuursorgaan wordt aangemerkt. Uit de totstandkomingsgeschiedenis blijkt dat de wetgever toestaat dat een gecertificeerde instelling bij wettelijk voorschrift met openbaar gezag wordt bekleed. Het Autorisatiebesluit is een dergelijk wettelijk voorschrift. Voor de vijf taken uit het Autorisatiebesluit is SAVE bij wettelijk voorschrift met openbaar gezag bekleed. De ondertoezichtstelling van het kind van de dochter - en daarmee het in dat kader weigeren van het corresponderen met dan wel via de oma in plaats van met de moeder - valt niet onder een van deze vijf taken. Omdat SAVE met de brief van 8 maart 2021 niet handelde in de uitoefening van een van de taken waarvoor zij met openbaar gezag is bekleed, handelde SAVE niet in de hoedanigheid van bestuursorgaan. Artikel 2:2 van de Awb is niet van toepassing. De brieven van 8 maart 2021 en 12 mei 2021 zijn daarom geen besluiten zoals bedoeld in de Awb.
4.4. De rechtbank heeft zich terecht onbevoegd verklaard.
4.5. Het overige wat [appellante] heeft aangevoerd behoeft daarom geen bespreking. Er bestaat geen aanleiding de uitspraak van de rechtbank te vernietigen.
Conclusie
5. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd met verbetering van de gronden waarop deze rust.
6. SAVE hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld-Mak, griffier.
w.g. Wissels
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Langeveld-Mak
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 september 2023
190-1013
Bijlage
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 1:1
1. Onder bestuursorgaan wordt verstaan:
a. een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, of
b. een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed.
[…]
Artikel 1:3
1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
[…]
Artikel 2:2
1. Het bestuursorgaan kan bijstand of vertegenwoordiging door een persoon tegen wie ernstige bezwaren bestaan, weigeren.
[…]
Artikel 8:1
Een belanghebbende kan tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.
Burgerlijk Wetboek
1:262b
Geschillen die de uitvoering van de ondertoezichtstelling betreffen, die omtrent gedragingen als bedoeld in artikel 4.2.1 van de Jeugdwet, uitgezonderd, kunnen aan de kinderrechter worden voorgelegd. De kinderrechter neemt op verzoek van een met het gezag belaste ouder, de minderjarige van twaalf jaar of ouder, de gecertificeerde instelling, degene die de minderjarige als behorende tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, of de zorgaanbieder of de aanbieder van de jeugdhulp als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, waar de minderjarige is geplaatst, een zodanige beslissing als hem in het belang van de minderjarige wenselijk voorkomt. Hij beproeft alvorens te beslissen een vergelijk tussen de betrokkenen.