ECLI:NL:RVS:2023:3831

Raad van State

Datum uitspraak
18 oktober 2023
Publicatiedatum
18 oktober 2023
Zaaknummer
202304812/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard in asielzaak na intrekking besluit staatssecretaris

In deze zaak heeft de Raad van State op 18 oktober 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling had op 19 mei 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De rechtbank verklaarde het beroep van de vreemdeling op 21 juli 2023 ongegrond. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.P. van Mulken.

Tijdens de procedure heeft de staatssecretaris op 14 september 2023 laten weten dat hij het besluit van 19 mei 2023 heeft ingetrokken en dat de asielaanvraag van de vreemdeling nu in de nationale asielprocedure zal worden behandeld. De vreemdeling heeft echter besloten het hoger beroep niet in te trekken en verzocht om een veroordeling van de staatssecretaris in de proceskosten.

De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat de vreemdeling geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling. Hij heeft immers bereikt wat hij met het hoger beroep beoogde, namelijk dat zijn asielaanvraag alsnog in behandeling wordt genomen. De Raad verwijst naar eerdere jurisprudentie waarin is vastgesteld dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden wanneer hij, door tijdsverloop, de asielaanvraag alsnog in behandeling neemt. De uitspraak werd gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van griffier mr. L.C. Lodeweges.

Uitspraak

202304812/1/V2.
Datum uitspraak: 18 oktober 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 21 juli 2023 in zaak nr. NL23.14900 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 19 mei 2023 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 21 juli 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.P. van Mulken, advocaat te Nuth, hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een nader stuk ingediend.
De vreemdeling heeft daarop gereageerd.
Overwegingen
1.       Bij brief van 14 september 2023 heeft de staatssecretaris aan de Afdeling laten weten dat hij het besluit van 19 mei 2023 heeft ingetrokken en dat hij de asielaanvraag van de vreemdeling in de nationale asielprocedure zal behandelen, omdat de overdrachtstermijn bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Dublinverordening is verstreken. In reactie daarop heeft de vreemdeling laten weten dat hij hierin geen aanleiding ziet het hoger beroep in te trekken en heeft hij de Afdeling verzocht de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten.
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De vreemdeling heeft namelijk onvoldoende belang bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep, omdat hij heeft bereikt wat hij met zijn hoger beroep beoogt doordat de staatssecretaris zijn asielaanvraag alsnog in behandeling heeft genomen.
3.       Uit de uitspraak van de Afdeling van 27 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:182, onder 2, volgt dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden wanneer hij, zoals in dit geval, als gevolg van tijdsverloop de asielaanvraag alsnog in behandeling neemt.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Lodeweges, griffier.
w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Lodeweges
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 oktober 2023
625