ECLI:NL:RVS:2023:39
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 5 juli 2022. De vreemdeling had beroep aangetekend tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 18 mei 2022 de aanvraag van de vreemdeling ingewilligd, maar de rechtbank verklaarde het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk en het beroep tegen het besluit van 18 mei 2022 ongegrond.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep van de vreemdeling beoordeeld. De rechtbank had in haar uitspraak geen vragen beantwoord die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De Afdeling oordeelde dat het hoger beroep geen nieuwe rechtsvragen bevatte die aanleiding gaven tot een ander oordeel dan eerder is gegeven in vergelijkbare zaken.
Uiteindelijk heeft de Afdeling het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en onderstreept de consistentie in de rechtspraak met betrekking tot asielaanvragen en de behandeling daarvan.