ECLI:NL:RVS:2023:4228

Raad van State

Datum uitspraak
15 november 2023
Publicatiedatum
15 november 2023
Zaaknummer
202306848/3/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 15 november 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin vreemdelingen een voorlopige voorziening vroegen. De vreemdelingen, die eerder aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd hadden ingediend, waren door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 4 juli 2023 niet in behandeling genomen. De rechtbank Den Haag had op 2 november 2023 de beroepen van de vreemdelingen tegen deze beslissing ongegrond verklaard, waarna zij hoger beroep instelden en verzochten om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter oordeelde dat het hoger beroep nader onderzoek vergt, wat betekent dat de procedure zich niet goed leent voor een snelle beslissing. Daarom werd besloten om een voorlopige voorziening te treffen, waarbij de vreemdelingen niet mogen worden overgedragen totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden, aangezien deze al eerder waren toegewezen in een ordemaatregel van 8 november 2023.

De uitspraak benadrukt de zorgvuldigheid die in asielzaken in acht moet worden genomen, vooral in het licht van recente jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie. De voorzieningenrechter heeft de belangen van de vreemdelingen gewogen tegen de noodzaak van een zorgvuldige rechtsgang.

Uitspraak

202306848/3/V2.
Datum uitspraak: 15 november 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[vreemdeling 1] en [vreemdeling 2],
verzoekers,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 2 november 2023 in zaken nrs. NL23.19369 en NL23.19372 in de gedingen tussen:
de vreemdelingen
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluiten van 4 juli 2023 heeft de staatssecretaris aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 2 november 2023 heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen hoger beroep ingesteld. Ook hebben zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij uitspraak van 8 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4192, heeft de voorzieningenrechter bij ordemaatregel bepaald dat de voorgenomen overdracht op 9 november 2023 achterwege blijft.
Overwegingen
1.       De vreemdelingen hebben de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat zij niet worden overgedragen voordat op het hoger beroep is beslist en dat zij opvang en verstrekkingen krijgen.
2.       In het licht van het arrest van het Hof van Justitie van 30 maart 2023, ECLI:EU:C:2023:272, vergt het hoger beroep nader onderzoek, waarvoor deze procedure zich niet goed leent. Daarom treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening.
3.       De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De voorzieningenrechter heeft de staatssecretaris namelijk al bij het treffen van de genoemde ordemaatregel tot vergoeding van de proceskosten van het verzoek veroordeeld.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de vreemdelingen niet
worden overgedragen, totdat op het door hen ingestelde hoger beroep is
beslist.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Breda, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, griffier.
w.g. Van Breda
voorzieningenrechter
w.g. Prins
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 november 2023
363-992