202305719/1/R2 en 202305719/2/R2.
Datum uitspraak: 29 november 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:
[verzoeker] en anderen, allen wonend te 's-Hertogenbosch,
verzoekers,
en
het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 11 juli 2023 heeft het college het wijzigingsplan "[locatie]" (hierna: het wijzigingsplan) vastgesteld.
Bij besluit van 14 juli 2023 heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van 19 appartementen aan de [locatie] te ’s-Hertogenbosch (hierna: het perceel).
De besluiten zijn gecoördineerd voorbereid en bekendgemaakt, zoals bedoeld in artikel 3.30 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro).
Tegen deze besluiten hebben [verzoeker] en anderen beroep ingesteld.
[verzoeker] en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[verzoeker] en anderen hebben een nader stuk ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op zitting behandeld op 9 november 2023, waar [verzoeker] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigde A], en het college, vertegenwoordigd door mr. A.M.J.R. van der Linden, zijn verschenen. Voorts is op zitting Orthen B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde B], als partij gehoord.
Partijen hebben toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
Overwegingen
1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2. Op 22 september 2009 heeft de raad van ‘s-Hertogenbosch het bestemmingsplan "Dijklint Orthen" (hierna: het bestemmingsplan) vastgesteld. In het bestemmingsplan zijn aan het perceel de bestemming "Gemengd" en de aanduiding "wro-zone-wijzigingsgebied 1" toegekend. Het wijzigingsplan is vastgesteld op grond van artikel 17 van de planregels bij het bestemmingsplan. Op grond van dat artikel kan het college de bestemming ter plaatse van de aanduiding "wro-zone-wijzigingsgebied 1" onder voorwaarden wijzigen in de bestemming "Wonen".
Het bouwplan voorziet in de oprichting op het perceel van een woongebouw met 19 appartementen in de sociale huursector. Het woongebouw bestaat uit twee evenwijdig aan elkaar gelegen hoofdgebouwen met daartussen een portaal- en trapruimte. De totale oppervlakte van het woongebouw bedraagt 450 m2. Het hoofdgebouw aan de zijde van de Hambakenweg heeft aan de oostgevel een lengte van 29,49 meter, aan de zuidgevel een breedte van 9,64 meter, een bouwhoogte van 9 meter en bestaat uit drie bouwlagen met 5 appartementen per bouwlaag. Het hoofdgebouw aan de zijde van de weg Orthen heeft aan de westgevel een lengte van 14,17 meter, aan de zuidgevel een breedte van 5,65 meter, een bouwhoogte van 6 meter en bestaat uit twee bouwlagen met 2 appartementen per bouwlaag en is voorzien van een dakterras. Onder een gedeelte van de ruimte tussen de hoofdgebouwen wordt ten behoeve van een fietsenberging een kelder van 40 m2 gebouwd. De hoofdbebouwing met tussenruimte is in noord-zuidrichting gesitueerd en sluit daarmee aan op de situering van de woningen aan de Pater Werenfriedstraat. De noordgevel van het woongebouw heeft een totale breedte van 23,10 meter en loopt evenwijdig met de Pater Werenfriedstraat. De eigenaar van het perceel, Orthen B.V., wil het woongebouw realiseren. Momenteel is op het perceel meubelwinkel De Kortingknaller gevestigd.
Intrekking beroepsgronden
3. [verzoeker] en anderen hebben op de zitting de beroepsgrond dat ten onrechte niet is onderzocht of behoefte bestaat aan het appartementencomplex ingetrokken. Ook de beroepsgrond dat de omgevingsvergunning bewust tijdens de vakantieperiode is verleend, is door [verzoeker] en anderen ingetrokken.
Het beroep van [verzoeker] en anderen
Zienswijzen omwonenden
4. [verzoeker] en anderen betogen dat het college ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de inbreng van omwonenden ten aanzien van het wijzigingsplan en de omgevingsvergunning. Er is niet ingegaan op ingebrachte zienswijzen en deze zijn niet meegenomen in de besluitvorming.
4.1. De voorzieningenrechter stelt vast dat het ontwerp wijzigingsplan en de ontwerp omgevingsvergunning van 6 februari tot en met 20 maart 2023 zes weken ter inzage hebben gelegen. Tijdens deze termijn konden onder meer omwonenden hun zienswijzen over de ontwerp besluiten schriftelijk dan wel mondeling kenbaar maken. Een aantal omwonenden heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. Het college heeft de zienswijzen in de "Nota zienswijzen wijzigingsplan en omgevingsvergunning [locatie]" beantwoord. Niet is gebleken dat bepaalde bezwaren of argumenten die naar voren zijn gebracht in een zienswijze, niet bij de besluitvorming zijn betrokken.
Het betoog faalt.
Meubelwinkel De Kortingknaller
5. [verzoeker] en anderen betogen verder dat bij de besluitvorming ten onrechte geen rekening is gehouden met de belangen van meubelwinkel De Kortingknaller die momenteel op het perceel is gevestigd. Het heeft grote gevolgen voor de winkel en haar personeel als De Kortingknaller op korte termijn moet sluiten. Door de gemeente en de projectontwikkelaar zijn geen alternatieve locaties voor De Kortingknaller aangeboden, aldus [verzoeker] en anderen.
5.1. Uit de overzichtsuitspraak van de Afdeling van 11 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2706, onder 10.10 en 10.11, volgt dat appellanten zich in rechte op de norm van een goede ruimtelijke ordening kunnen beroepen om een vernietiging van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan, in dit geval het wijzigingsplan, te bewerkstelligen voor zover die norm betrekking of mede betrekking heeft op hun eigen belangen. In artikel 8:69a van de Awb ligt besloten dat degene die vernietiging van een besluit beoogt zich in beginsel niet met succes kan beroepen op belangen van anderen. Als zo’n eigen belang is bijvoorbeeld te beschouwen het belang van een appellant bij de bescherming van het woon- en leefklimaat in de directe omgeving van zijn woning. De voorzieningenrechter is van oordeel dat niet kan worden gezegd dat de (economische) belangen van De Kortingknaller en haar personeel als een eigen belang van [verzoeker] en anderen kunnen worden beschouwd.
Dat, zoals op de zitting is toegelicht, sprake is van een vriendschap tussen de eigenaar van De Kortingknaller en [verzoeker] en anderen, maakt dat niet anders. De door [verzoeker] en anderen naar voren gebrachte beroepsgronden die betrekking hebben op De Kortingknaller en haar personeel, worden dan ook buiten inhoudelijke bespreking gelaten.
Tekeningen
6. De voorzieningenrechter is verder van oordeel dat het betoog van [verzoeker] en anderen dat bij de verleende omgevingsvergunning allerlei tekeningen ontbreken en dat geen afbeeldingen zijn verstrekt waarop duidelijk zichtbaar is hoe het te realiseren appartementencomplex zich gaat verhouden tot de al aanwezige bebouwing in de omgeving, feitelijke grondslag mist. De door [verzoeker] en andere bedoelde tekeningen en impressies van de situering van het voorziene appartementencomplex in de bestaande omgeving zijn bij de omgevingsvergunning en in de bijlagen bij de plantoelichting opgenomen. Niet is gebleken dat [verzoeker] en anderen geen inzage hebben kunnen krijgen in de tekeningen en impressies.
Doelgroep sociale huurwoningen
7. [verzoeker] en anderen betogen verder dat niet duidelijk is voor welke doelgroep, bijvoorbeeld senioren of jongeren, de voorziene sociale huurwoningen zijn bedoeld. De mogelijke gevolgen van een disbalans in de woonwijk als gevolg van bewoning door een bepaalde groep personen is volgens [verzoeker] en anderen ten onrechte niet onderzocht.
7.1. Ingevolge artikel 1, lid 1.33, van de planregels behorende bij het wijzigingsplan wordt onder sociale huurwoning verstaan:
"sociale huurwoning als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid onder d van het Besluit ruimtelijke ordening en waarbij de instandhouding voor de in 'Doelgroepenverordening betaalbare woningbouw 's-Hertogenbosch 2021' en de opvolgers van deze verordening omschreven doelgroep voor ten minste 15 jaar na ingebruikname is verzekerd."
7.2. Aan het perceel is de aanduiding "specifieke vorm van wonen - sociaal (sw-soc)" toegekend. Ingevolge artikel 5, lid 5.1, aanhef en onder b, van de planregels behorende bij het wijzigingsplan, zijn ter plaatse van deze aanduiding alleen sociale huurwoningen toegestaan.
Het college heeft er op gewezen dat de toewijzing van sociale huurwoningen inkomensafhankelijk is, zodat vooraf niet duidelijk is wie uiteindelijk in de appartementen zullen gaan wonen. Het college heeft in dit gegeven naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen aanleiding hoeven zien voor een onderzoek naar mogelijk onwenselijke gevolgen als gevolg van een disbalans in de wijk. [verzoeker] en anderen hebben overigens ook niet onderbouwd waarom van mogelijk onwenselijke gevolgen sprake zou zijn.
Voor zover [verzoeker] en anderen betogen dat in het plan had moeten worden geregeld dat de woningen slechts door een bepaalde leeftijdsgroep kunnen worden bewoond, overweegt de voorzieningenrechter dat een verbod op het gebruik van de woningen door personen buiten een bepaalde leeftijdsgroep niet mogelijk is, nu dit zou leiden tot een niet ruimtelijk relevant onderscheid naar leeftijd.
Het betoog faalt.
Opslag van afval
8. Volgens [verzoeker] en anderen is niet duidelijk hoe het uit de 19 appartementen afkomstige afval zal worden opgeslagen totdat de afvalstoffendienst dit komt ophalen. [verzoeker] en anderen vrezen voor overlast door stank en ongedierte als niet wordt voorzien in de opslag van afval.
8.1. Het college heeft toegelicht dat voor de inzameling van het afval afkomstig van de wooneenheden gebruik zal worden gemaakt van rolcontainers van 1.100 liter. Er zal één rolcontainer worden geplaatst voor restafval en één rolcontainer voor papier. Deze containers worden op het terrein aan de zijde van de Hambakenweg geplaatst. Op ledigingsdagen zullen de rolcontainers aan de straatkant worden aangeboden door de beheerder van het pand, aldus het college. Volgens het college zal de opslag van het afval in de rolcontainers op het terrein aan de zijde van de Hambakenweg niet leiden tot onaanvaardbare overlast van tank en ongedierte. Wat [verzoeker] en anderen aanvoeren, geeft geen aanleiding om daaraan te twijfelen.
Het betoog faalt.
Fietsparkeren
9. Verder betogen [verzoeker] en anderen dat niet duidelijk is of de fietsen van de bewoners van de 19 appartementen in het appartementencomplex zullen worden geparkeerd of daarbuiten.
9.1. Het college heeft toegelicht dat zowel binnen als buiten het appartementencomplex voldoende ruimte is om op eigen terrein fietsen te kunnen stallen. Fietsparkeren kan volgens het college onder meer in de kelder van het gebouw. Hierbij heeft het college verwezen naar een plattegrond van de kelder.
Gelet op het voorgaande bestaat geen grond voor de conclusie dat niet duidelijk is waar fietsen van de toekomstige bewoners van het appartementencomplex zullen worden geparkeerd.
Het betoog faalt.
Parkeren
10. [verzoeker] en anderen betogen dat er als gevolg van het plan vier parkeerplaatsen minder zullen zijn in de straat Orthen. Volgens [verzoeker] en anderen is er verderop in de straat ruimte om parkeerhavens te realiseren, maar wil de gemeente hier niet aan meewerken.
10.1. Artikel 17 van de planregels behorende bij het bestemmingsplan luidt: "Burgemeester en wethouders kunnen de bestemmingen van het gebied, ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone-wijzigingsgebied 1' wijzigen in de bestemmingen Wonen, Verkeer en Leiding - Gas (dubbelbestemming), met in achtneming van de volgende regels:
(…)
f. er dient voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein gerealiseerd te worden;
(…)."
10.2. In paragraaf 4.3.4. van de toelichting op het wijzigingsplan is uiteengezet dat het perceel volgens de gebiedsindeling ’s-Hertogenbosch ligt binnen de aanduiding "Zone 3: Overige bebouwde kom ’s-Hertogenbosch". Het plan voorziet in 19 sociale huurwoningen, met een bruto vloeroppervlak van 40-80 m2. Volgens de nota Parkeernormering 2016 genereert het plan daarom een behoefte van 20 parkeerplaatsen. Nu het plan voorziet in de aanleg van 20 parkeerplaatsen op eigen terrein, wordt voorzien in de parkeerbehoefte die het plan genereert. Er wordt naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldaan aan artikel 17, aanhef en onder f, van de planregels behorende bij het bestemmingsplan.
[verzoeker] en anderen kunnen verder naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet worden gevolgd in hun stelling dat als gevolg van het plan parkeerplaatsen in de openbare ruimte zullen verdwijnen. Het college heeft in dit verband toegelicht dat met het bouwplan twee bestaande uitritten van het perceel [locatie] aan de straat Orthen en de Pater Werenfriedstraat worden verwijderd. De in- en uitrit van de nieuwe parkeerplaats is ter plaatse van een bestaande uitrit voorzien. Het bouwplan zorgt dus niet voor het verdwijnen van parkeerplaatsen in de openbare ruimte. Mogelijk wordt met het verdwijnen van twee uitritten juist ruimte gecreëerd voor meer parkeerplaatsen in openbaar gebied.
Voor zover [verzoeker] en anderen er op hebben gewezen dat er een parkeerprobleem in de omgeving bestaat, heeft het college zich naar het oordeel van de voorzieningenrechter terecht op het standpunt gesteld dat het wijzigingsplan niet hoeft te voorzien in een oplossing van dat probleem.
Het betoog faalt.
De Opruimer
11. [verzoeker] en anderen betogen dat in de besluitvorming ten onrechte geen rekening is gehouden met de belangen van het bedrijf
De Opruimer, gevestigd op het adres Orthen 94-96, dat direct tegenover het plangebied is gelegen.
11.1. De voorzieningenrechter stelt vast dat [gemachtigde A], één van de verzoekers, de eigenaar is van De Opruimer. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kunnen [verzoeker] en anderen niet worden gevolgd in hun standpunt dat de bedrijfsbelangen van De Opruimer niet zijn betrokken in de besluitvorming.
In dit verband heeft het college verwezen naar paragraaf 5.2 van de plantoelichting. Daar is aangegeven dat in de nabije omgeving van de projectlocatie aan de weg Orthen enkele kleinschalige bedrijven zijn gevestigd. De Opruimer is daar ook vermeld. Het college heeft volgens de plantoelichting gebruik gemaakt van de Brochure Bedrijven en milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: de VNG-brochure) om te bepalen welke milieucategorie aan het bedrijf De Opruimer moet worden toegekend en welke richtafstanden daarbij van toepassing zijn. Ten aanzien van het perceel Orthen 94-96 is in de plantoelichting opgemerkt dat daar een kringloopwinkel en een bedrijfswoning zijn gevestigd. De Opruimer is aangemerkt als een bedrijf van milieucategorie 2, waarbij een richtafstand geldt van 10 meter voor het omgevingstype "gemengd gebied". Het college heeft er in het verweerschrift op gewezen dat in de plantoelichting is uitgegaan van een "worst case scenario". Een kringloopwinkel valt volgens het college eigenlijk onder het bedrijfstype "Detailhandel (n.e.g.) ten behoeve van particulieren". Dit bedrijfstype is aangewezen als een bedrijf van milieucategorie 1 als bedoeld in de VNG-brochure. Daarvoor wordt een richtafstand tot het omgevingstype "gemengd gebied" gehanteerd van 0 meter.
Het voorgaande in aanmerking genomen, kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet worden gesteld dat de belangen van De Opruimer niet in de besluitvorming zijn betrokken.
De voorzieningenrechter ziet in het door [verzoeker] en anderen aangevoerde verder geen grond voor het oordeel dat realisatie van het appartementencomplex leidt tot een onevenredige inbreuk op de bedrijfsbelangen van De Opruimer.
Voor zover [verzoeker] en anderen er op hebben gewezen dat [partij] zijn bestelbus in overleg met de huidige gebruiker van het perceel [locatie] vaak voor de inrit van dat perceel parkeert, en dat op die plek volgens het plan de inrit voor het parkeerterrein van het appartementencomplex wordt voorzien, zodat hij daar als gevolg van het plan niet langer kan parkeren, wordt als volgt overwogen.
Het college heeft er naar het oordeel van de voorzieningenrechter terecht op gewezen dat [partij] er zelf voor heeft gekozen om zijn bedrijfsperceel zodanig in te richten dat hij geen ruimte meer heeft om zijn bestelbus op eigen terrein te stallen. Daardoor is hij afhankelijk van een parkeerplaats in het openbaar gebied en heeft hij het risico genomen dat er niet altijd een parkeerplaats beschikbaar is. Ook heeft [partij] het risico genomen dat de bestaande praktijk dat hij zijn bestelbus vaak voor de inrit van het perceel parkeert op een gegeven moment niet langer kan worden voortgezet, met als gevolg dat hij een andere parkeerplaats in de openbare ruimte moet zoeken.
Het betoog faalt.
Actuele gegevens over luchtkwaliteit en verkeersgeluid
12. [verzoeker] en anderen betogen ten slotte dat geen actuele gegevens ten aanzien van luchtkwaliteit en verkeersgeluid aan de besluitvorming ten grondslag zijn gelegd. Zij wijzen er op dat de verkeersdrukte op de Hambakenweg de laatste jaren aanzienlijk is toegenomen. Volgens [verzoeker] en anderen is het de vraag of het wel wenselijk is om ter plaatse een appartementencomplex te realiseren.
12.1. Uit eerdergenoemde overzichtsuitspraak van de Afdeling van 11 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2706, onder 10.12, volgt dat verzoekers zich niet kunnen beroepen op de mogelijke gevolgen van de geluidbelasting vanwege het wegverkeer voor het woon- en leefklimaat bij de nieuw te bouwen appartementen. Zij beroepen zich dan op aspecten van de norm van een goede ruimtelijke ordening, als neergelegd in artikel 3.1 van de Wro, die in dat geval niet zien op bescherming van hun belangen (vergelijk de uitspraak van 11 september 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3087 (Baarn)). De voorzieningenrechter vat het betoog van [verzoeker] en anderen dat actuele gegevens over luchtkwaliteit en fijnstof ontbreken, zodat niet duidelijk is of de realisatie van een appartementencomplex op het perceel wenselijk is aldus op, dat volgens [verzoeker] en anderen niet vaststaat dat kan worden voorzien in een goed woon- en leefklimaat van de bewoners van het te realiseren appartementencomplex. Hierbij hebben [verzoeker] en anderen het oog op de belangen van de bewoners van de in het plan voorziene nieuwe woningen en niet op hun eigen belangen. Dit betekent dat artikel 8:69a van de Awb zich zou verzetten tegen het vernietigen van het wijzigingsplan op één van deze gronden. In verband daarmee laat de voorzieningenrechter een verdere bespreking van deze beroepsgronden achterwege.
13. Gelet op het voorgaande is het beroep tegen de besluiten ongegrond. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
14. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep ongegrond;
II. wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. B.P.M. van Ravels, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Melenhorst, griffier.
w.g. Van Ravels
voorzieningenrechter
w.g. Melenhorst
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 november 2023
490