ECLI:NL:RVS:2023:464

Raad van State

Datum uitspraak
6 februari 2023
Publicatiedatum
6 februari 2023
Zaaknummer
202200363/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf voor vreemdelingen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling, hierna referent genoemd, die samen met haar minderjarige kinderen een aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf had ingediend. Deze aanvraag werd op 6 november 2020 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De referent maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd op 17 mei 2021 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 22 december 2021 het beroep van de referent tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft de referent, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. D.W. Beemers, hoger beroep ingesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 6 februari 2023 uitspraak gedaan in deze zaak. De Afdeling oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in het algemeen beantwoord moeten worden.

De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep ongegrond is. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Schuurman, griffier.

Uitspraak

202200363/1/V1.
Datum uitspraak: 6 februari 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling] (hierna: referent), mede voor haar minderjarige kinderen (hierna: de vreemdelingen),
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 22 december 2021 in zaak nr. 21/3428 in het geding tussen:
referent, mede voor de vreemdelingen,
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 6 november 2020 heeft de staatssecretaris een aanvraag om de vreemdelingen een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 17 mei 2021 heeft de staatssecretaris het daartegen door referent, mede voor de vreemdelingen, gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 22 december 2021 heeft de rechtbank het daartegen door referent, mede voor de vreemdelingen, ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft referent, mede voor de vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. D.W. Beemers, advocaat te Nijmegen, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
1.1.    Het hoger beroep gaat namelijk over een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord (uitspraak van 9 september 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2153, onder 6.1 en 6.2, over de bewijslast voor het achterblijven van een vreemdeling in schrijnende omstandigheden). Het hoger beroep biedt geen reden hierover in dit geval anders te oordelen.
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Schuurman, griffier
w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Schuurman
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 februari 2023
282-1034