ECLI:NL:RVS:2023:469
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft de vreemdeling beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank Den Haag heeft op 13 oktober 2022 het beroep gegrond verklaard en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een volgend gehoor af te nemen en binnen acht weken na dat gehoor een besluit op de aanvraag bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 100,00 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,00.
De staatssecretaris heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 8 februari 2023 geoordeeld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. Het hoger beroep betreft een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord, waardoor er geen aanleiding is om anders te oordelen.
De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De beslissing is genomen door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, griffier. De uitspraak is openbaar gedaan op 8 februari 2023.