ECLI:NL:RVS:2023:4692
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de bewaring van een vreemdeling door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 17 mei 2023, waarin het beroep tegen de bewaring door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ongegrond werd verklaard. De vreemdeling was op 28 april 2023 in bewaring gesteld. De rechtbank had het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. F. Boone, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 18 december 2023 uitspraak gedaan. Het hoger beroep leidde niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moesten worden. Bovendien zijn de rechtsvragen die in het hoger beroep aan de orde komen eerder door de Afdeling beantwoord, waardoor er geen aanleiding was om anders te oordelen.
De Afdeling heeft ook ambtshalve geen reden gezien om de bewaring onrechtmatig te achten. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. B. Meijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.I. Schipper, griffier.