ECLI:NL:RVS:2023:4793

Raad van State

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
202307231/1/V2 en 202307231/3/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel en niet-ontvankelijkheid hoger beroep

Op 21 december 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vreemdeling die een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend. Deze aanvraag werd op 17 augustus 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. I.M. Zuidhoek, heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 17 november 2023 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft op 27 november 2023 een verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, waarbij de vreemdeling met hulp van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) op 28 november 2023 uit Nederland is vertrokken. De staatssecretaris heeft laten weten dat de vreemdeling zijn medewerking heeft verleend aan dit vertrek, wat betekent dat hij geen bescherming in Nederland meer zoekt. Hierdoor heeft de Afdeling geconcludeerd dat de vreemdeling geen belang meer heeft bij een beoordeling van het hoger beroep.

De voorzieningenrechter heeft het hoger beroep daarom niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, in tegenwoordigheid van M.E. van Laar LLM, griffier, en is openbaar uitgesproken op 21 december 2023.

Uitspraak

202307231/1/V2 en 202307231/3/V2.
Datum uitspraak: 21 december 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 17 november 2023 in zaak nr. NL23.24091 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 17 augustus 2023 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 17 november 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. I.M. Zuidhoek, advocaat te Gieten, hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij uitspraak van 27 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4430, heeft de voorzieningenrechter het verzoek, voor zover dit erop is gericht om te bewerkstelligen dat de voorgenomen terugkeer naar het land van herkomst met ondersteuning van de Internationale Organisatie voor Migratie (hierna: IOM) op 28 november 2023 achterwege zou blijven, afgewezen.
De staatssecretaris heeft een nader stuk ingediend.
Overwegingen
1.       De staatssecretaris heeft de Afdeling laten weten dat de vreemdeling met hulp van de IOM op 28 november 2023 uit Nederland is vertrokken. Uit de bijgevoegde door de vreemdeling ondertekende vertrekverklaring blijkt dat het gaat om een vertrek waaraan de vreemdeling zijn medewerking heeft verleend. Daaruit leidt de Afdeling af dat de vreemdeling niet langer bescherming in Nederland zoekt. Daarom heeft de vreemdeling geen belang bij een beoordeling van het hoger beroep.
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
II.       wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van M.E. van Laar LLM, griffier.
w.g. Verheij
voorzieningenrechter
w.g. Van Laar
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 december 2023
987