ECLI:NL:RVS:2023:623
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep asielaanvraag en proceskostenveroordeling
In deze zaak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. P. Scholtes, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 9 november 2022. Deze uitspraak betrof het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 7 oktober 2022, waarin de asielaanvraag van de vreemdeling niet in behandeling werd genomen. De vreemdeling heeft op 15 februari 2023 haar hoger beroep ingetrokken nadat de staatssecretaris had laten weten dat hij zijn eerdere besluit had ingetrokken en de asielaanvraag alsnog in de nationale procedure zou behandelen. Dit gebeurde omdat de overdrachtstermijn volgens de Dublinverordening was verstreken.
De vreemdeling verzocht de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State om de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten, nu het hoger beroep was ingetrokken. De Afdeling overwoog echter dat, volgens een eerdere uitspraak van 27 januari 2021, de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden wanneer hij, als gevolg van tijdsverloop, de asielaanvraag alsnog in behandeling neemt. Dit leidde tot de beslissing om het verzoek van de vreemdeling af te wijzen. De uitspraak werd gedaan door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E. de Groot, griffier, en werd openbaar uitgesproken op 15 februari 2023.