ECLI:NL:RVS:2023:623

Raad van State

Datum uitspraak
15 februari 2023
Publicatiedatum
15 februari 2023
Zaaknummer
202206567/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep asielaanvraag en proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. P. Scholtes, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 9 november 2022. Deze uitspraak betrof het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 7 oktober 2022, waarin de asielaanvraag van de vreemdeling niet in behandeling werd genomen. De vreemdeling heeft op 15 februari 2023 haar hoger beroep ingetrokken nadat de staatssecretaris had laten weten dat hij zijn eerdere besluit had ingetrokken en de asielaanvraag alsnog in de nationale procedure zou behandelen. Dit gebeurde omdat de overdrachtstermijn volgens de Dublinverordening was verstreken.

De vreemdeling verzocht de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State om de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten, nu het hoger beroep was ingetrokken. De Afdeling overwoog echter dat, volgens een eerdere uitspraak van 27 januari 2021, de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden wanneer hij, als gevolg van tijdsverloop, de asielaanvraag alsnog in behandeling neemt. Dit leidde tot de beslissing om het verzoek van de vreemdeling af te wijzen. De uitspraak werd gedaan door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E. de Groot, griffier, en werd openbaar uitgesproken op 15 februari 2023.

Uitspraak

202206567/1/V1.
Datum uitspraak: 15 februari 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het verzoek van:
[de vreemdeling],
verzoekster,
om proceskostenveroordeling in geval van intrekking van het hoger beroep (artikel 8:75a van de Awb).
Procesverloop
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. P. Scholtes, advocaat te Delft, heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 9 november 2022 in zaak nr. NL22.20185 over het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 7 oktober 2022 waarbij hij de asielaanvraag van de vreemdeling niet in behandeling heeft genomen.
Overwegingen
1.       Bij brief van 27 december 2022 heeft de staatssecretaris aan de Afdeling laten weten dat hij zijn besluit van 7 oktober 2022 heeft ingetrokken en dat hij de asielaanvraag in de nationale procedure zal behandelen, omdat de overdrachtstermijn bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Dublinverordening (PB 2013, L 180) is verstreken. In reactie daarop heeft de vreemdeling laten weten dat zij haar hoger beroep intrekt en heeft zij de Afdeling verzocht de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten.
2.       Uit de uitspraak van de Afdeling van 27 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:182, onder 2, volgt dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden wanneer hij, zoals in dit geval, als gevolg van tijdsverloop de asielaanvraag alsnog in behandeling neemt.
3.       Het verzoek wordt afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E. de Groot, griffier.
w.g. Bijloos
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. De Groot
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2023
210