ECLI:NL:RVS:2023:666
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Beëindiging verblijfsrecht van vreemdeling als gemeenschapsonderdaan en verzoek om voorlopige voorziening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 17 februari 2023 uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling had in 2020 te maken gekregen met een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij zijn verblijfsrecht als gemeenschapsonderdaan werd beëindigd en hij ongewenst werd verklaard. Dit besluit werd in 2021 door de staatssecretaris bevestigd na een bezwaar van de vreemdeling. De rechtbank Den Haag verklaarde op 2 januari 2023 het beroep van de vreemdeling ongegrond, waarop de vreemdeling hoger beroep instelde en tevens verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De rechtbank had volgens de voorzieningenrechter terecht en op goede gronden geoordeeld. De voorzieningenrechter nam de motivering van de rechtbank over en oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.
De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en onderstreept de rechtsgeldigheid van de besluiten van de staatssecretaris met betrekking tot het verblijfsrecht van de vreemdeling.