ECLI:NL:RVS:2023:757
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd op 26 oktober 2020 afgewezen. De vreemdeling maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd op 18 januari 2021 ongegrond verklaard. Hierop heeft de vreemdeling beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg. De rechtbank heeft op 4 augustus 2021 het beroep gegrond verklaard, de afwijzing vernietigd en de staatssecretaris opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak.
Na de uitspraak van de rechtbank heeft de staatssecretaris op 26 augustus 2021 het bezwaar opnieuw ongegrond verklaard. De vreemdeling heeft hiertegen beroepsgronden ingediend, wat leidde tot het hoger beroep bij de Raad van State. De Raad van State heeft het hoger beroep ongegrond verklaard, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De Raad heeft het beroep terugverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling.
De uitspraak van de Raad van State is gedaan op 24 februari 2023, waarbij de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De zaak is behandeld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. G.A. van de Sluis, griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.