ECLI:NL:RVS:2023:758

Raad van State

Datum uitspraak
24 februari 2023
Publicatiedatum
24 februari 2023
Zaaknummer
202204152/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de Raad van State in hoger beroep inzake asielaanvraag

Op 24 februari 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling had op 5 februari 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank had op 2 maart 2022 het beroep van de vreemdeling niet-ontvankelijk verklaard, en na verzet van de vreemdeling had de rechtbank op 6 juli 2022 het verzet ongegrond verklaard. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld, vertegenwoordigd door mr. A.M.J.M. Louwerse, advocaat te Purmerend.

De Raad van State heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de rechtbank uitspraak heeft gedaan op het verzet van de vreemdeling, en dat tegen een dergelijke uitspraak geen hoger beroep kan worden ingesteld volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad van State concludeert dat de aangevoerde argumenten van de vreemdeling geen reden vormen om het hoger beroep toch in behandeling te nemen, aangezien er geen sprake is van een onterecht proces. De Afdeling bestuursrechtspraak verklaart zich derhalve onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen, en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

De uitspraak is gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T. van Goeverden-Clarenbeek, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 24 februari 2023.

Uitspraak

202204152/1/V1.
Datum uitspraak: 24 februari 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 6 juli 2022 in zaak nr. NL21.3693 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 5 februari 2021 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 2 maart 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling verzet gedaan.
Bij uitspraak van 6 juli 2022 heeft de rechtbank dat verzet ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.M.J.M. Louwerse, advocaat te Purmerend, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       De rechtbank heeft uitspraak gedaan op het verzet van de vreemdeling (artikel 8:55, zevende lid, van de Awb). Tegen zo'n uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld (artikel 8:104, tweede lid, van de Awb).
2.       Wat de vreemdeling in hoger beroep aanvoert, is geen reden om het hoger beroep toch in behandeling te nemen. Het verbod op hoger beroep kan alleen worden doorbroken als er geen eerlijk proces is geweest. Dit doet zich hier niet voor.
3.       De Afdeling is onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T. van Goeverden-Clarenbeek, griffier.
w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Goeverden-Clarenbeek
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 februari 2023
488-1060