ECLI:NL:RVS:2023:764
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de Raad van State in hoger beroep inzake vreemdelingenbewaring
Op 24 februari 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling was in bewaring gesteld door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 27 oktober 2022. De rechtbank had op 12 januari 2023 het beroep van de vreemdeling tegen het voortduren van de bewaring ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. W.P.R. Peeters, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Raad van State overweegt dat de uitspraak van de rechtbank betrekking heeft op het voortduren van de maatregel van bewaring, waartegen volgens de wet geen hoger beroep kan worden ingesteld. De Raad stelt vast dat de vreemdeling geen redenen heeft aangevoerd die rechtvaardigen dat het hoger beroep toch in behandeling wordt genomen. Het verbod op hoger beroep kan alleen worden doorbroken in gevallen waar geen eerlijk proces heeft plaatsgevonden, wat in deze zaak niet aan de orde is.
Daarom verklaart de Afdeling bestuursrechtspraak zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid wordt niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Bechinka, griffier, en is openbaar uitgesproken op 24 februari 2023.