ECLI:NL:RVS:2023:864

Raad van State

Datum uitspraak
2 maart 2023
Publicatiedatum
2 maart 2023
Zaaknummer
202206669/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van vreemdeling tegen niet in behandeling nemen asielaanvraag door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 2 maart 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 6 oktober 2022 de aanvraag van de vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De rechtbank Den Haag had op 17 november 2022 het beroep van de vreemdeling tegen dit besluit ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.J. Paffen, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

Tijdens de procedure heeft de staatssecretaris op 28 december 2022 laten weten dat hij zijn eerdere besluit heeft ingetrokken en de asielaanvraag van de vreemdeling alsnog in behandeling zal nemen. Hierdoor heeft de vreemdeling zijn doel bereikt, wat leidt tot de conclusie dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft vastgesteld dat de vreemdeling onvoldoende belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep, aangezien zijn asielaanvraag nu wordt behandeld.

De uitspraak benadrukt dat de staatssecretaris in dit geval geen proceskosten hoeft te vergoeden, omdat de asielaanvraag alsnog in behandeling is genomen als gevolg van tijdsverloop. De beslissing van de Afdeling bestuursrechtspraak is openbaar uitgesproken op 2 maart 2023.

Uitspraak

202206669/1/V1.
Datum uitspraak: 2 maart 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 17 november 2022 in zaak nr. NL22.20496 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 6 oktober 2022 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 17 november 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.J. Paffen, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een nader stuk ingediend.
Overwegingen
1.       Bij brief van 28 december 2022 heeft de staatssecretaris aan de Afdeling laten weten dat hij zijn besluit van 6 oktober 2022 heeft ingetrokken en dat hij de asielaanvraag van de vreemdeling in de nationale asielprocedure zal behandelen, omdat de overdrachtstermijn bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Dublinverordening (PB 2013, L 180) is verstreken.
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De vreemdeling heeft namelijk onvoldoende belang bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep, omdat hij heeft bereikt wat hij met zijn hoger beroep beoogt doordat de staatssecretaris zijn asielaanvraag alsnog in behandeling heeft genomen.
3.       Uit de uitspraak van de Afdeling van 27 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:182, onder 2, volgt dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden wanneer hij, zoals in dit geval, als gevolg van tijdsverloop de asielaanvraag alsnog in behandeling neemt.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E. de Groot, griffier.
w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. De Groot
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 maart 2023
210