ECLI:NL:RVS:2023:985
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag verblijfsvergunning asiel
Op 10 mei 2022 heeft de vreemdeling beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een aanvraag om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 1 juni 2022 de aanvraag ingewilligd, maar zonder vaststelling van een bestuurlijke dwangsom. De rechtbank Den Haag heeft op 5 juli 2022 het beroep van de vreemdeling niet-ontvankelijk verklaard voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, en ongegrond verklaard voor zover gericht tegen het besluit van 1 juni 2022. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M. Spapens, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 14 maart 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep. Het hoger beroep leidde niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moesten worden. De rechtsvraag die aan de orde was, was eerder door de Afdeling beantwoord, en het hoger beroep bood geen reden om hierover anders te oordelen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en de staatssecretaris hoefde geen proceskosten te vergoeden.