202305229/2/R2.
Datum uitspraak: 17 januari 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
Vereniging Groen en Heem Valkenswaard en omstreken, gevestigd te Valkenswaard,
verzoekster,
en
de raad van de gemeente Valkenswaard,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 25 mei 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "Maastrichterweg 249-255" gewijzigd vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft de vereniging beroep ingesteld. Ook heeft de vereniging de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op zitting behandeld op 11 december 2023, waar de vereniging, vertegenwoordigd door
mr. J.E. Dijk, advocaat te Haarlem, en [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door mr. J. van Vulpen, advocaat te Nijmegen, en
E. van Dijk, zijn verschenen. Voorts is op de zitting Tops Vastgoed B.V., vertegenwoordigd door mr. D. Wintraecken, als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerp van het bestemmingsplan is op 6 juli 2023 ter inzage gelegd. Dat betekent dat in deze kwestie de Wet ruimtelijke ordening, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Inleiding
2. Op de Maastrichterweg 249 is een hippisch sportcentrum gevestigd. Het bestemmingsplan "Maastrichterweg 249-255" maakt met name de ontwikkeling van een verblijfsaccommodatie mogelijk op de aangrenzende gronden aan de Maastrichterweg 255. De vereniging heeft beroep ingesteld tegen het bestemmingsplan en gevraagd de voorlopige voorziening te treffen. Zij vreest dat het plan significante effecten zal hebben op omliggende Natura 2000-gebieden.
Conclusie
3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek gedeeltelijk toe. De voorzieningenrechter schorst het bestemmingsplan voor zover het betreft het plandeel met de aanduiding "specifieke vorm van sport - hippisch sportcomplex i - verblijfsaccommodatie". Hij acht het namelijk aannemelijk dat in de hoofdzaak zal worden geoordeeld dat het bestemmingsplan, voor zover het de ontwikkeling van de verblijfsaccommodatie betreft, niet in stand kan blijven. Hieronder zal de voorzieningenrechter zijn oordeel motiveren. Dit is een voorlopig oordeel en niet bindend in de bodemprocedure.
Gebreken in de stikstofberekeningen
4. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de vereniging terecht betoogt dat de raad het onderzoek naar de negatieve effecten van het plan op Natura 2000-gebieden niet goed heeft verricht. De raad lijkt namelijk allereerst bij de stikstofberekeningen van een onjuiste referentiesituatie te zijn uitgegaan. De aangehouden referentiesituatie omvat naar het oordeel van de voorzieningenrechter ten onrechte het gebruik van de bestemming "Agrarisch - Paardenhouderij" ten behoeve van de uitoefening van hippische (sport)activiteiten. Onder de referentiesituatie moet immers de feitelijke, planologisch legale situatie voorafgaand aan de vaststelling van het plan worden verstaan (vgl. de uitspraak van de Afdeling van 22 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2020:212). Bedoeld gebruik was niet planologisch legaal, omdat voorafgaande aan de vaststelling van het bestemmingsplan de landschappelijke inpassing nog niet was uitgevoerd. Zie artikel 3.2 van de regels van het bestemmingsplan "Maastrichterweg 249, Equidome Topsport". Weliswaar heeft de raad daarover opgemerkt dat het niet goed mogelijk was om aan de in dat artikel opgenomen voorwaardelijke verplichting te voldoen, maar de reden waarom daaraan niet wordt voldaan, is niet relevant. Het gaat hier om een resultaatverplichting, en niet om een inspanningsverplichting. 4.1. Ten tweede is het de voorzieningenrechter niet duidelijk of de raad bij de berekening van de stikstofuitstoot voldoende rekening heeft gehouden met de maximale planologische mogelijkheden, die het bestemmingsplan biedt. Zo is onduidelijk hoeveel paarden er gehouden mogen worden in de zogenoemde stal G. Dienaangaande is geen maximum in het bestemmingsplan opgenomen. Stal G heeft een zodanige oppervlakte dat daarin een groot aantal paarden - veel meer dan het kennelijk door de raad bedoelde aantal van maximaal 28 paarden - kan worden gehouden. Weliswaar wordt in de tabel van artikel 5.2.2 van de planregels gesproken over de "bestaande situatie", maar dat betreft een bouwregel en is alleen van belang voor de maximaal toegelaten oppervlakte en/of inhoud ervan, en ziet niet op het gebruik, waarbij bijvoorbeeld het aantal te houden paarden wordt gemaximeerd. Daarbij komt ook dat in de tekening van stal G, behorende bij de stukken voor de natuurvergunning en de aanvraag voor de omgevingsvergunning voor de bouw van de verblijfsaccommodatie, terzake een aantal van 325 paarden wordt genoemd. De voorzieningenrechter betwijfelt reeds hierom of de raad bij de berekening van de stikstofdepositie is uitgegaan van de maximale mogelijkheden, die het bestemmingsplan biedt.
Overige gronden
5. In wat de vereniging voor het overige heeft aangevoerd ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om ook andere delen van het bestemmingsplan te schorsen. De voorzieningenrechter is namelijk niet gebleken dat er overige, substantiële nieuwe in het plan opgenomen bouwmogelijkheden zijn en ook niet dat deze op korte termijn zullen worden geëffectueerd. Wanneer dit wel het geval mocht blijken te zijn, kan de vereniging de voorzieningenrechter verzoeken een voorlopige voorziening te treffen tot schorsing van het hele bestemmingsplan.
Proceskosten
6. De raad moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de
raad van de gemeente Valkenswaard van 25 mei 2023 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Maastrichterweg 249-255" voor zover het betreft het plandeel met de aanduiding "specifieke vorm van sport - hippisch sportcomplex i - verblijfsaccommodatie";
II. wijst het verzoek voor het overige af;
III. veroordeelt de raad van de gemeente Valkenswaard tot vergoeding van bij Vereniging Groen en Heem Valkenswaard en omstreken in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.803,79, waarvan € 1.750,00 toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IV. gelast dat de raad van de gemeente Valkenswaard aan Vereniging Groen en Heem Valkenswaard en omstreken het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht van € 184,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. R.M. Ahmady-Pikart, griffier.
w.g. Hoekstra
voorzieningenrechter
w.g. Ahmady-Pikart
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 januari 2024
638-1010