202401519/1/V3 en 202401519/2/V3.
Datum uitspraak: 15 maart 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 4 maart 2024 in zaak nr. NL24.3988 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 4 februari 2024 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 4 maart 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.E. Groenenberg, advocaat te Nieuw-Vennep, hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1. In grief 1 klaagt de vreemdeling terecht dat de rechtbank in haar uitspraak ten onrechte geen proceskostenvergoeding heeft toegekend. De rechtbank heeft overwogen dat het besluit van 4 februari 2024 gebrekkig is omdat het niet is ondertekend, maar dat dit het besluit niet onrechtmatig maakt. De rechtbank heeft hiermee toepassing gegeven aan artikel 6:22 van de Awb en had daarom proceskostenvergoeding moeten toekennen. De Afdeling wijst ter vergelijking op haar uitspraak van 6 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4082. 1.1. De grief slaagt.
2. Wat de vreemdeling in zijn overige grieven aanvoert, leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat deze grieven geen vragen bevatten die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.1. Die grieven gaan namelijk onder meer over een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord (uitspraak van 14 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1071, onder 3 tot en met 6, over het aannemelijk maken dat een paspoort op frauduleuze wijze is verkregen). Het hoger beroep biedt geen reden hierover in dit geval anders te oordelen. Uit het dossier blijkt namelijk niet dat de vreemdeling in lijn met de in de genoemde uitspraak gestelde eisen aannemelijk heeft gemaakt dat zijn paspoort op frauduleuze wijze is verkregen. 3. Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd, voor zover de rechtbank heeft nagelaten de staatssecretaris te veroordelen tot vergoeding van de bij de vreemdeling met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten. De uitspraak wordt voor het overige bevestigd. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. De staatssecretaris moet de proceskosten voor het beroep en het hoger beroep vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 4 maart 2024 in zaak nr. NL24.3988, voor zover de rechtbank heeft nagelaten de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid te veroordelen tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten;
III. bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige;
IV. wijst het verzoek af;
V. veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.625,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. A. Kuijer, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. D.I. Schipper, griffier.
w.g. Kuijer
voorzieningenrechter
w.g. Schipper
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 maart 2024
872-1020