ECLI:NL:RVS:2024:1094
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- A.C.J. de Moor-van Vugt
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 15 maart 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin een vreemdeling een voorlopige voorziening heeft verzocht. De vreemdeling had eerder een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, welke op 8 februari 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 16 februari 2024 het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist.
De voorzieningenrechter heeft de aanvraag voor de voorlopige voorziening beoordeeld en besloten dat de vreemdeling niet mag worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Daarnaast heeft de voorzieningenrechter bepaald dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de proceskosten van de vreemdeling moet vergoeden, tot een bedrag van € 875,00, dat geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze beslissing is genomen op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, waarbij de voorzieningenrechter de belangen van de vreemdeling heeft afgewogen tegen de belangen van de staatssecretaris.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en is een belangrijke stap in de rechtsgang van de vreemdeling, die hoop heeft op een positieve uitkomst van zijn hoger beroep.