ECLI:NL:RVS:2024:1175

Raad van State

Datum uitspraak
22 maart 2024
Publicatiedatum
20 maart 2024
Zaaknummer
BRS.24.000054
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de bewaring van een vreemdeling en de verlenging van de bewaringsmaatregel

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 23 februari 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De vreemdeling was op 28 juli 2023 in bewaring gesteld door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 22 januari 2024 de termijn van deze bewaringsmaatregel met maximaal twaalf maanden verlengde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. G.P. Dayala, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 22 maart 2024 geoordeeld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had in haar uitspraak geoordeeld dat er geen redenen waren om de bewaring onrechtmatig te achten. De Afdeling bevestigt deze uitspraak en stelt vast dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden.

Daarnaast heeft de Afdeling zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het hoger beroep dat gericht was tegen het voortduren van de bewaringsmaatregel, omdat hiertegen geen hoger beroep kan worden ingesteld. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak van de rechtbank in zaak nr. NL24.4425 wordt bevestigd, terwijl de Afdeling zich onbevoegd verklaart in zaak nr. NL24.5318.

Uitspraak

BRS.24.000054
Datum uitspraak: 22 maart 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling]
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 23 februari 2024 in zaken nrs. NL24.4425 en NL24.5318 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Procesverloop
Bij besluit van 28 juli 2023 heeft de staatssecretaris de vreemdeling in bewaring gesteld. Bij besluit van 22 januari 2024 heeft de staatssecretaris de termijn van deze bewaringsmaatregel verlengd met ten hoogste twaalf maanden.
Bij uitspraak van 23 februari 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. G.P. Dayala, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
In het hoger beroep tegen de uitspraak in zaak nr. NL24.4425 (verlengingsbesluit)
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       De Afdeling ziet ook ambtshalve geen reden om de bewaring onrechtmatig te achten. Het hoger beroep is in zoverre ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt in zoverre bevestigd.
In het hoger beroep tegen de uitspraak in zaak nr. NL24.5318 (voortduren van de maatregel)
3.       De uitspraak van de rechtbank gaat over het voortduren van de maatregel van bewaring (artikel 96 van de Vw 2000). Hiertegen kan geen hoger beroep worden ingesteld (artikel 84, aanhef en onder a, van de Vw 2000).
4.       Wat de vreemdeling in hoger beroep aanvoert, is geen reden om het hoger beroep toch in behandeling te nemen. Het verbod op hoger beroep kan alleen worden doorbroken als er geen eerlijk proces is geweest. Dit doet zich hier niet voor.
5.       De Afdeling is in zoverre onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen.
In zaken nrs. NL24.4425 en NL24.5318
6.       De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bevestigt de uitspraak van de rechtbank in zaak nr. NL24.4425;
II.       verklaart zich onbevoegd van het hoger beroep, voor zover gericht tegen de uitspraak van de rechtbank in zaak nr. NL24.5318, kennis te nemen.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Vos, griffier.
w.g. Verheij
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Vos
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 maart 2024
644