ECLI:NL:RVS:2024:1420
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep inzake aanvraag verblijfsvergunning regulier
In deze zaak gaat het om de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 5 oktober 2022 de aanvraag van de vreemdeling afgewezen. Hiertegen heeft de vreemdeling bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 21 november 2022 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag op 22 december 2023 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing ook ongegrond verklaard.
De vreemdeling heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld, maar het hogerberoepschrift is pas na de deadline van 30 januari 2024 bij de Raad van State ingediend. De Raad van State oordeelt dat de vreemdeling het hoger beroep niet tijdig heeft ingediend en dat de redenen die hij aanvoert om dit te rechtvaardigen, niet voldoende zijn om het hoger beroep alsnog in behandeling te nemen. De Raad van State concludeert dat de vreemdeling zelf verantwoordelijk is voor het tijdig indienen van het hoger beroep.
De beslissing van de Raad van State is dat het hoger beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. E. de Groot, griffier, en is openbaar uitgesproken op 4 april 2024.