ECLI:NL:RVS:2024:1423

Raad van State

Datum uitspraak
8 april 2024
Publicatiedatum
5 april 2024
Zaaknummer
202201228/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd op 2 juli 2021 afgewezen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, verklaarde het beroep van de vreemdeling op 28 januari 2022 ongegrond. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.G. Wiebes, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 8 april 2024 geoordeeld dat de veiligheidssituatie in Venezuela niet zo ernstig is dat vreemdelingen met de Venezolaanse nationaliteit enkel door hun aanwezigheid daar een risico lopen op ernstige schade. Dit oordeel is gebaseerd op eerdere rechtspraak, waarin is vastgesteld dat alleen politieke activisten die significante kritiek op de autoriteiten uiten, als risicogroep worden aangemerkt. De Afdeling oordeelt dat het huidige risicogroepenbeleid van de staatssecretaris in redelijke verhouding staat tot de doelen die met dat beleid worden nagestreefd.

De overige grieven van de vreemdeling leiden niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. Het hoger beroep wordt ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202201228/1/V3.
Datum uitspraak: 8 april 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 28 januari 2022 in zaak nr. NL21.12410 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 2 juli 2021 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 28 januari 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.G. Wiebes, advocaat te Lelystad, hoger beroep ingesteld.
Desgevraagd heeft de staatssecretaris een nader stuk ingediend.
Overwegingen
1.       In de uitspraak van 22 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1054, heeft de Afdeling geoordeeld dat de veiligheidssituatie in Venezuela niet zo ernstig is dat een vreemdeling met de Venezolaanse nationaliteit enkel door zijn aanwezigheid daar een risico loopt op ernstige schade. In diezelfde uitspraak heeft de Afdeling ook geoordeeld dat de staatssecretaris deugdelijk heeft gemotiveerd waarom hij alleen politiek activisten die significante kritiek uiten op de autoriteiten, als risicogroep heeft aangemerkt. Het huidige risicogroepenbeleid van de staatssecretaris voor politieke activisten uit Venezuela staat in redelijke verhouding tot de met dat beleid te dienen doelen. Het hoger beroep biedt geen reden hierover in dit geval anders te oordelen. Dit betekent dat de tiende en twaalfde grief falen.
1.1.    Wat de vreemdeling in zijn overige grieven heeft aangevoerd, leidt ook niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift in zoverre geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, griffier.
w.g. Verheij
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Meurs-Heuvel
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 april 2024
47-985