ECLI:NL:RVS:2024:1457

Raad van State

Datum uitspraak
9 april 2024
Publicatiedatum
9 april 2024
Zaaknummer
202304323/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.Th. Drop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 2 februari 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling om een machtiging tot voorlopig verblijf afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 24 januari 2023 door de staatssecretaris ongegrond verklaard. De vreemdeling heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, die op 12 juni 2023 het beroep ongegrond verklaarde. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.S. Yap, hoger beroep ingesteld.

In het hoger beroep heeft de vreemdeling nieuwe stukken ingediend, waaronder een verlenging van de arbeidsovereenkomst en recente inkomensgegevens van de referent. De Raad van State heeft echter besloten deze stukken niet mee te nemen in de beoordeling, omdat de uitspraak van de rechtbank dwingend als object van hoger beroep is aangewezen. De vreemdeling kan deze stukken eventueel aan een nieuwe aanvraag ten grondslag leggen.

De Raad van State heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Het hogerberoepschrift bevat geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. Daarom is het hoger beroep ongegrond verklaard en wordt de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202304323/1/V2
Datum uitspraak: 9 april 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 12 juni 2023 in zaak nr. NL23.5087 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 2 februari 2022 heeft de staatssecretaris een aanvraag om de vreemdeling een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 24 januari 2023 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 12 juni 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.S. Yap, advocaat te Bergen op Zoom, hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling heeft nadere stukken ingediend.
Overwegingen
1.       De vreemdeling heeft eerst in hoger beroep een verlenging van de arbeidsovereenkomst en recente inkomensgegevens van referent overgelegd die dateren van en betrekking hebben op de periode na de uitspraak van de rechtbank. Deze stukken worden niet bij de beoordeling van het hoger beroep betrokken. Daartoe is van belang dat de uitspraak van de rechtbank ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 dwingend als object van hoger beroep is aangewezen. De vreemdeling kan deze stukken desgewenst aan een nieuwe aanvraag ten grondslag leggen.
2.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
3.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, griffier.
w.g. Drop
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Prins
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 april 2024
363-1065