ECLI:NL:RVS:2024:1517
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de bewaring van een vreemdeling en proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 12 april 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling was op 9 januari 2024 in bewaring gesteld door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank had op 31 januari 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. P.R.L.V.M. Kruik, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Afdeling heeft in haar overwegingen de rechtsvraag over het toekennen van een proceskostenvergoeding behandeld. De Afdeling concludeert dat de rechtbank in haar uitspraak niet heeft voorzien in een proceskostenvergoeding, wat in strijd is met de geldende regelgeving. De Afdeling heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd voor zover deze de staatssecretaris niet heeft veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdeling heeft gemaakt in verband met de behandeling van het beroep. De staatssecretaris is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten tot een bedrag van € 2.625,00, dat geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
De uitspraak bevestigt dat de Afdeling geen reden ziet om de bewaring onrechtmatig te achten en dat de overige grieven van de vreemdeling niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank leiden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 12 april 2024.