ECLI:NL:RVS:2024:1850
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 29 november 2022, waarin het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk werd verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A. Saakjan, heeft aangevoerd dat de rechtbank in strijd heeft gehandeld met artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) door zonder zitting uitspraak te doen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had namelijk geen toestemming gegeven voor een uitspraak zonder zitting.
De Raad van State heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de rechtbank ten onrechte zonder zitting uitspraak heeft gedaan, aangezien de staatssecretaris op 29 november 2022 aan de rechtbank had laten weten geen toestemming te geven. De griffier had de vreemdeling hierover geïnformeerd, maar de rechtbank heeft dit niet in acht genomen. Hierdoor is het hoger beroep gegrond verklaard.
De Raad van State heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling, waarbij het oordeel van de Raad in acht moet worden genomen. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 875,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan op 2 mei 2024.