ECLI:NL:RVS:2024:1883

Raad van State

Datum uitspraak
6 mei 2024
Publicatiedatum
3 mei 2024
Zaaknummer
202400909/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit- en vertrekmoratorium voor vreemdelingen uit de Palestijnse gebieden

Op 6 mei 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen een vreemdeling en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De vreemdeling had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris, dat op 10 januari 2024 was genomen, waarin een besluit- en vertrekmoratorium werd bekendgemaakt voor vreemdelingen uit de Palestijnse gebieden. De vreemdeling stelt dat hij staatloos is en afkomstig uit deze gebieden, wat door de staatssecretaris niet werd betwist. In eerdere rechtspraak, specifiek in de uitspraak van 24 april 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:1663), had de Afdeling al geoordeeld over de motivering van het besluit tot het instellen van het moratorium. Dit besluit werd vernietigd, voor zover het een besluitmoratorium betrof.

De Afdeling heeft het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard, wat betekent dat het besluit van de staatssecretaris niet in stand kon blijven. De staatssecretaris is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in dit geval € 875,00 bedragen, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak, dat binnen zes weken schriftelijk moet worden ingediend, met vermelding van de redenen voor het verzet.

Uitspraak

202400909/1/V2.
Datum uitspraak: 6 mei 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb) in het geding tussen:
[de vreemdeling],
de vreemdeling,
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 10 januari 2024 heeft de staatssecretaris een zogenoemd besluit- en vertrekmoratorium bekendgemaakt voor vreemdelingen uit de Palestijnse gebieden (Stcrt. 2024, nr. 149).
Tegen dit besluit heeft de vreemdeling beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       De vreemdeling stelt dat hij staatloos is en uit de Palestijnse gebieden komt. De staatssecretaris bestrijdt dit niet. De vreemdeling heeft in 2023 in Nederland asiel aangevraagd.
2.       De in het beroep aan de orde gestelde rechtsvraag over de motivering door de staatssecretaris van het besluit tot het instellen van het besluitmoratorium voor de Palestijnse gebieden, heeft de Afdeling beantwoord in de uitspraak van 24 april 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1663. Het besluit van 10 januari 2024 (Stcrt. 2024, nr. 149) is vernietigd, voor zover de staatssecretaris daarbij een besluitmoratorium heeft ingesteld.
3.       Het beroep is gegrond. Alles wat de vreemdeling de Afdeling meer of anders heeft verzocht te oordelen, wordt niet besproken. Het beroep van de vreemdeling was namelijk gericht tegen het besluit tot het instellen van een besluitmoratorium en dat besluit is vernietigd.
4.       De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het beroep gegrond;
II.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 875,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.R. Trox, griffier.
w.g. De Moor-van Vugt
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Trox
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 mei 2024
968
Tegen deze uitspraak kan verzet worden gedaan bij de Afdeling (artikel 8:55 van de Awb).
-        Verzet moet schriftelijk en binnen zes weken na verzending van deze uitspraak worden gedaan.
-        In het verzetschrift moeten de redenen worden vermeld waarom de indiener het niet eens is met wat er in deze uitspraak staat.
-        Als de indiener over het verzet door de Afdeling wil worden gehoord, moet dit in het verzetschrift worden gevraagd. De zitting gaat dan alleen over de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak waartegen uw verzet is gericht.