ECLI:NL:RVS:2024:1903
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot uitzetting naar Syrië
Op 6 mei 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een asielzaak. De vreemdeling had eerder een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke op 1 september 2022 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank had op 27 februari 2024 het beroep van de vreemdeling tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden uitgezet naar Syrië voordat er op het hoger beroep was beslist.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de vreemdeling aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Syrië een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De staatssecretaris heeft bevestigd dat de vreemdeling niet zal worden uitgezet naar Syrië. Echter, de voorzieningenrechter zag geen aanleiding om de gevraagde voorlopige voorziening te treffen, omdat er op dat moment geen reden was om aan te nemen dat de eerdere uitspraak van de rechtbank zou worden vernietigd. Het verzoek van de vreemdeling werd dan ook afgewezen, en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.
De uitspraak benadrukt de zorgvuldigheid waarmee de voorzieningenrechter omgaat met verzoeken om voorlopige voorzieningen in asielzaken, vooral in het licht van de mensenrechten en de risico's die vreemdelingen kunnen lopen bij uitzetting naar hun land van herkomst.