ECLI:NL:RVS:2024:192
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdelingen tegen niet-ontvankelijkheid van asielaanvragen door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 22 januari 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van drie vreemdelingen tegen de niet-ontvankelijkheid van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 24 oktober 2023 besloten om de aanvragen van de vreemdelingen niet in behandeling te nemen. De vreemdelingen waren het niet eens met dit besluit en hebben hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg. De rechtbank verklaarde op 8 december 2023 de beroepen van de vreemdelingen ongegrond.
In het hogerberoepschrift hebben de vreemdelingen aangevoerd dat de uitspraak van de rechtbank niet juist was, maar volgens de Raad van State voldeed hun betoog niet aan de wettelijke eisen. De wet vereist dat iemand die hoger beroep instelt, duidelijk uitlegt op welk punt de uitspraak van de rechtbank niet juist is en waarom. De vreemdelingen hebben dit niet gedaan, waardoor de Raad van State oordeelde dat de rechtbank deugdelijk had gemotiveerd waarom de staatssecretaris de behandeling van de asielaanvragen niet naar zich had toegetrokken op basis van de Dublinverordening.
De Raad van State heeft het hoger beroep daarom niet-ontvankelijk verklaard en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 22 januari 2024, en de beslissing is vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.L. Iedema, griffier.