ECLI:NL:RVS:2024:2104

Raad van State

Datum uitspraak
22 mei 2024
Publicatiedatum
21 mei 2024
Zaaknummer
202402403/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot uitzetting en opvang

In deze zaak heeft de vreemdeling een verzoek ingediend bij de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek volgde op een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 6 november 2023, waarin werd geweigerd om te bepalen dat de uitzetting van de vreemdeling achterwege blijft, krachtens artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. Op 25 januari 2024 verklaarde de staatssecretaris het bezwaar van de vreemdeling tegen dit besluit ongegrond. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, heeft op 21 maart 2024 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaard, waarna de vreemdeling hoger beroep heeft ingesteld.

De vreemdeling verzocht de voorzieningenrechter om te bepalen dat hij niet zou worden uitgezet totdat er op het hoger beroep was beslist, en om opvang en verstrekkingen te ontvangen. De voorzieningenrechter heeft, na beoordeling van de ingediende argumenten, besloten om de voorlopige voorziening toe te wijzen. Dit betekent dat de vreemdeling niet mag worden uitgezet totdat er een uitspraak is gedaan in het hoger beroep. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die zijn ontstaan in verband met de behandeling van het verzoek. De kosten zijn vastgesteld op € 875,00, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand verleend door een derde.

De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, de voorzieningenrechter, en is openbaar uitgesproken op 22 mei 2024.

Uitspraak

202402403/2/V3.
Datum uitspraak: 22 mei 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 21 maart 2024 in zaak nr. NL24.2952 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 6 november 2023 heeft de staatssecretaris ambtshalve geweigerd krachtens artikel 64 van de Vw 2000 te bepalen dat uitzetting van de vreemdeling achterwege blijft.
Bij besluit van 25 januari 2024 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 maart 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat hij niet wordt uitgezet voordat op het hoger beroep is beslist en dat hij opvang en verstrekkingen krijgt.
2.       Gelet op wat is aangevoerd, treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening (uitspraak van de Afdeling van 20 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:457).
3.       De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de vreemdeling niet wordt uitgezet, totdat op het door hem ingestelde hoger beroep is beslist;
II.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 875,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. D.I. Schipper, griffier.
w.g. Verheij
voorzieningenrechter
w.g. Schipper
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 mei 2024
872