ECLI:NL:RVS:2024:2104
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot uitzetting en opvang
In deze zaak heeft de vreemdeling een verzoek ingediend bij de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek volgde op een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 6 november 2023, waarin werd geweigerd om te bepalen dat de uitzetting van de vreemdeling achterwege blijft, krachtens artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. Op 25 januari 2024 verklaarde de staatssecretaris het bezwaar van de vreemdeling tegen dit besluit ongegrond. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, heeft op 21 maart 2024 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaard, waarna de vreemdeling hoger beroep heeft ingesteld.
De vreemdeling verzocht de voorzieningenrechter om te bepalen dat hij niet zou worden uitgezet totdat er op het hoger beroep was beslist, en om opvang en verstrekkingen te ontvangen. De voorzieningenrechter heeft, na beoordeling van de ingediende argumenten, besloten om de voorlopige voorziening toe te wijzen. Dit betekent dat de vreemdeling niet mag worden uitgezet totdat er een uitspraak is gedaan in het hoger beroep. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die zijn ontstaan in verband met de behandeling van het verzoek. De kosten zijn vastgesteld op € 875,00, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand verleend door een derde.
De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, de voorzieningenrechter, en is openbaar uitgesproken op 22 mei 2024.