ECLI:NL:RVS:2024:2159

Raad van State

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
23 mei 2024
Zaaknummer
202207211/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit hogere waarden geluidsbelasting in bestemmingsplan Hilversum

Op 29 mei 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan Chw-bestemmingsplan 1221 van de gemeente Hilversum. Dit bestemmingsplan, dat is vastgesteld op basis van de Crisis- en herstelwet, omvat de bouw van nieuwe woningen op zeven ontwikkellocaties met een totaaloppervlak van ongeveer 47.000 m². Om de bouw mogelijk te maken, heeft het college van burgemeester en wethouders van Hilversum hogere waarden voor geluidsbelasting vastgesteld, die noodzakelijk zijn vanwege het weg- en spoorverkeer. De hogere waarden zijn vastgesteld op maximaal 68 dB.

Tegen het besluit van het college om deze hogere waarden vast te stellen, hebben twee appellanten, wonend in Hilversum, beroep ingesteld. De Afdeling heeft de zaak op 22 juni 2023 behandeld. De appellanten voerden aan dat de hogere waarden in strijd zijn met de Wet geluidhinder, maar de Afdeling oordeelde dat de appellanten geen eigenaren of bewoners zijn van de woningen waarvoor de hogere waarden zijn vastgesteld. Hierdoor strekt de regeling in de Wet geluidhinder kennelijk niet tot bescherming van hun belangen.

De Afdeling heeft geconcludeerd dat de beroepen ongegrond zijn en dat het college geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van het relativiteitsvereiste in bestuursrechtelijke procedures, waarbij de appellanten moeten aantonen dat hun belangen door het besluit worden geschaad. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 29 mei 2024.

Uitspraak

202207211/1/R1.
Datum uitspraak: 29 mei 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1.       [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] (hierna in enkelvoud: [appellant sub 1]), beiden wonend te Hilversum,
2.       [appellant sub 2] en anderen, allen wonend dan wel gevestigd te Hilversum,
appellanten,
en
het college van burgemeester en wethouders van Hilversum,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 30 augustus 2022 heeft het college ten behoeve van het Chw-bestemmingsplan 1221 (hierna: het bestemmingsplan) hogere waarden als bedoeld in artikel 110a van de Wet geluidhinder (hierna: de Wgh) vastgesteld (hierna: het besluit hogere waarden).
Bij besluit van 26 oktober 2022 heeft de raad van de gemeente Hilversum het bestemmingsplan vastgesteld.
Tegen het besluit hogere waarden hebben [appellant sub 2] en anderen en [appellant sub 1A] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De raad, [partij], [appellant sub 1], Bijont B.V. en [appellant sub 2] en anderen hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 juni 2023, waar [appellant sub 1], [appellant sub 2] en anderen, vertegenwoordigd door [appellant sub 2], [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B], en de raad, vertegenwoordigd door V. van Rossum, zijn verschenen. Voorts zijn op de zitting Grondbank Hilversum B.V., vertegenwoordigd door mr. M.A. Grapperhaus, advocaat te Amsterdam, Bijont B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde A], Eliza Vastgoed B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde B] en [partij], vertegenwoordigd door [gemachtigde C], als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Voor de beoordeling van het beroep tegen het besluit hogere waarden is het recht zoals dat gold ten tijde van het nemen van dat besluit bepalend.
Het beroep van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen en het relativiteitsvereiste
2.       Het bestemmingsplan is opgesteld op basis van de mogelijkheden die de Crisis- en herstelwet biedt en is een zogenoemd bestemmingsplan met verbrede reikwijdte. Het plangebied is aangemerkt als innovatief experiment en als ontwikkelingsgebied. Het ligt in het oosten van Hilversum en wordt globaal begrensd door de Huygensstraat/Hoge Larenseweg, de Jan van der Heydenstraat en de spoorlijn Amsterdam - Amersfoort. Op 7 ontwikkellocaties, met een totaaloppervlak van ongeveer 47.000 m², worden nieuwe woningen gerealiseerd. Om de bouw van de woningen mogelijk te maken is noodzakelijk dat hogere waarden voor de geluidsbelasting ten gevolge van het wegverkeer en spoorverkeer worden vastgesteld. Bij het besluit hogere waarden heeft het college dat gedaan. Het college heeft hogere waarden vastgesteld van ten hoogste 68 dB.
3.       Ingevolge artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) vernietigt de bestuursrechter een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of een ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.
4.       Blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Kamerstukken II, 2009/10, 32 450, nr. 3, blz. 18-20) heeft de wetgever met artikel 8:69a van de Awb de eis willen stellen dat er een verband moet bestaan tussen een beroepsgrond en het belang waarin de appellant door het bestreden besluit dreigt te worden geschaad. De bestuursrechter mag een besluit niet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van de appellant.
4.1.    Afdeling 2 van hoofdstuk VI van de Wgh bevat een regeling volgens welke bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden die behoren tot een zone langs een weg, ter zake van de geluidbelasting vanwege de weg waarlangs die zone ligt, voor woningen gelegen binnen die zone de waarden in acht moeten worden genomen die als de ten hoogste toelaatbare worden aangemerkt. Voor spoorwegen is dit geregeld in hoofdstuk 4 van het Besluit geluidhinder (hierna: het Bgh). Als beschermingsniveau geldt in beginsel de waarde die voor de betrokken woningen is vastgelegd in die regelingen. Indien deze waarde niet wordt gehaald, is het mogelijk om voor de betrokken woningen een ander beschermingsniveau te bepalen door het bij besluit vaststellen van een hogere waarde voor die woningen.
5.       De regeling in de Wgh en het Bgh strekt ertoe dat bij besluit wordt vastgesteld welke geluidsbelasting - na het zo mogelijk treffen van maatregelen - bij de te bouwen woningen vanwege de weg en spoorweg maximaal mag optreden. Zoals de Afdeling al eerder heeft overwogen (bijvoorbeeld in de uitspraak van 11 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2706, onder 10.93 tot en met 10.95), strekt de regeling in de Wgh en het Bgh tot bescherming van de bewoners van de te bouwen woningen. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen zijn geen eigenaren dan wel bewoners van één van de woningen waarvoor hogere waarden zijn vastgesteld en niet is gebleken van concrete interesse in de koop en/of bewoning van een van de woningen die in het plan zijn voorzien. Daarom strekt de regeling kennelijk niet tot de bescherming van de belangen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen. Wat [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen aanvoeren, kan daarom niet leiden tot vernietiging van het besluit hogere waarden. Daarom ziet de Afdeling af van een verdere inhoudelijke bespreking van de beroepsgronden over het besluit hogere waarden (zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 16 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:757). Overigens komen de beroepsgronden over geluid wel aan de orde in het kader van het beroep tegen het bestemmingsplan, waarover de Afdeling vandaag eveneens uitspraak heeft gedaan.
6.       De beroepen zijn ongegrond.
7.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.H.A. Knol, voorzitter, en mr. A. Kuijer en mr. N.H. van den Biggelaar, leden, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, griffier.
w.g. Knol
voorzitter
w.g. Sparreboom
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 mei 2024
594