ECLI:NL:RVS:2024:2187
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de bewaring van een vreemdeling door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 27 mei 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling was op 3 april 2024 in bewaring gesteld door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank had op 19 april 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. L.J. Meijering, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Raad van State heeft in zijn uitspraak de motivering van de rechtbank overgenomen en geconcludeerd dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had terecht geoordeeld en de Afdeling zag geen aanleiding om de bewaring onrechtmatig te achten. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.
Deze uitspraak is van belang voor de rechtsontwikkeling en rechtsbescherming, maar bevat geen vragen die in het belang van de rechtseenheid beantwoord moeten worden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 27 mei 2024, waarbij mr. M. Soffers als lid van de enkelvoudige kamer en mr. W.M. Vos als griffier aanwezig waren.